Biekorf. Jaargang 3
(1892)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
[Nummer 3] | |
Conscience te bij gekomen...OVER eenige weken vernamen wij met de meeste verwonderinge dat eene Mingelmare, die in Biekorf (2de jaar, bldz. 287) verschenen was, eene zekere ontroeringe zou te wege gebracht hebben. Wij meenden in 't eerste dat die ongegronde, gemaakte verontweerdiginge welhaast hare eigene zalige dood zou sterven, tot schande van deze die ze wilden aanvieren; zelfs, rechtuit gesproken, hadden wij er ons beschot in te zien hoe men een ding kan verdraaien en vergrooten; ja, wij meenden te doen te hebben met joodsche boekhandelaars of zulkerhande lieden, die eene gunstige gelegentheid te bate namen om onzen Conscience te verheffen en zijne werken te verspreiden. Wij waren er wel mede! 't Was loutere, vlaamsche verontweerdiginge, en welhaast gingen allerhande vlugschriften en nieuwsbladen door geheel het vlaamsch Land verkondigen dat Biekorf eenen ellendigen, laffen, valschen en schandelijken aanval gedaan hadde tegen Conscience en tegen zijne werken. Neen 't, 't en was geen kleen bier! Onze beoordeelinge was een ‘bedroevende, onvergeeflijke misslag!!......’ 't Waren ‘onverstandige woorden!!......’ | |
[pagina 34]
| |
Wij wilden Conscience uitgeven voor ‘eenen zedeloozen schrijver’!!!...... ‘Brugge had Conscience verraden, zijne gedachtenisse geschandvlekt, hem aan den schandpaal gesteld en zijne werken gebrandmerkt’!!!...... enz., enz., enz.!!!...Ga naar voetnoot(1). Zoo! Welke schrikkelijke dingen mogen er dan wel in Biekorf gestaan hebben? Horkt: De schrijver der Mingelmare zegt dat hij van een ander gedacht is als iemand die beweren zou dat de boek over Baekelant en zijne bende van eerw. Heer V. Huys verre min onder het volk te verspreiden en aan te bevelen is als de werken van onzen gemoedelijken schrijver Conscience. Hij wilt dit bewijzen door drie redens: 1o Voor sierlijkheid van wendingen en voor zuiverheid van tale is het werk van V. Huys verre boven Conscience's werken. 2o Het werk van V. Huys is even belangwekkend en even boeiend. 3o Zijn boek mag in de handen gesteken worden van alle jongelingen, zonder het minste gevaar van er dweepzuchtige droomers af te maken, of hunne goede zeden te verflauwen, ja zelfs te doen verliezen. En dan vraagt de schrijver of men wel het zelfste zoude mogen zeggen over de boeken van Conscience. Dat heeft in Biekorf gestaan; dat, verstaat het wel, noch meer, noch min. En wat zeggen nu onze aanvallers? Sommigen beginnen met Biekorf aan te gaan omdat hij den boek van Baekelants bende heeft durven vergelijken met de schoone werken van Conscience!! Wat! Baekelant! een bandiet (un bandit) der ergste soorte!!! Schromelijke dingen! Brave, deugdzame vrienden, het dunkt ons dat gij toch wat al te teergevoelig zijt! Ten anderen, 't en is Biekorf niet die de vergelijkinge begonnen heeft. En de redens die in de Mingelmare vermeld stonden? 1. - De eerste reden, die steunt op vlaamsche tale en wendingen, wordt gehandhaafd door veel taalkundigen, namentlijk | |
[pagina 35]
| |
door Hoogleeraar David zaliger, die eenen tamelijk langen opstel geschreven heeft over de gebreken van Conscience's tale. Daarbij durven wij onze aanvallers uitdagen om over de tale van Baekelants bende alleenlijk het tienste deel der beknibbelingen te doen die David alleene over Conscience's tale gedaan heeft. Niettemin bekennen wij geheel gemakkelijk dat Conscience's tale oneindig verre de tale overtreft van onze lieve tegensprekers. 2. - Komt eens in de huisgezinnen van Vlanderen en vraagt welke werken ons vlaamsche volk met de meeste smake gelezen heeft, oftewel het werk van Pastor Huys, oftewel de werken van Conscience? En, weet het wel, wij spreken van lezers die het een en de andere gelezen hebben, en die niet en moeten oordeelen over hetgene zij niet en kennen. Verstaat nochtans ook dat wij vrijmoedig getuigen dat Conscience een meester is en blijft in het heerlijk beschrijven en in het boeiend verhalen. 3. - Baekelant mag zonder het minste gevaar in de huiskringen gelezen worden: kinders, jongelingen van beide geslachten mogen alles hooren dat erin staat. Wij zeiden en wij zeggen nog dat Conscience's werken in de handen van alle jongelingen niet en mogen gesteken worden. Zeggen wij daarmede dat er geene jongelingen en zijn die al zijne werken mogen lezen? of dat geen één zijner werken van al de jongelingen en mag gelezen worden? Noch 't eene noch 't andere. Zeggen wij daarmede dat Conscience een zedelooze schrijver is? Nog vele min, en daar is dwaasheid noodig of onbeschaamde lasterzucht, of een kleengeestig besef van Conscience's eerlijkheid om uit die woorden te besluiten dat Biekorf Conscience uitgeeft voor eenen eerloozen schrijver. Voor ons is Conscience's zedelijkheid zóó wel bekend en zóó hooge geschat, dat zij verre boven dat vermoeden staat, want wij aanzagen en aanzien hem nog als eenen der zedelijksten onder al de beroemde volkschrijvers. Maar, werken kunnen zedelijk zijn, heerlijk en onberispelijk, en toch gevaarlijk blijven voor sommigen. J.J. Nyssen zegt, in zijn Essai de Poétique (8e uitgave) op Blz. 339: ‘Quelques scènes trop passionnées ne sont pas sans inconvénient pour les jeunes lecteurs’. Dat is: ‘eenige voorstellingen zijn te driftwekkende en kunnen hinder doen aan de jonge lezers’. Dat oordeel strijkt hij over den Leeuw van Vlaanderen. Misschien is dat eenigszins overdreven, maar daar zijn andere van Conscience's werken waar die woorden beter en geheel wel op passen. Op de volgende bladzijde geeft J.J. Nyssen eene tamelijk lange optellinge van Conscience's werken; hij eindigt ze met den Boerenkrijg, en hij zegt: Dit laatste werk is het schoonste en het | |
[pagina 36]
| |
boeiendste dat men in de handen der jonkheid kan steken; zooveel te meer omdat er hoegenaamd niets in en staat dat de eerbaarheid kwetsen kan. Het Journal historique, bd. XIX, spreekt in den zelfsten zin; hetgene wel duidelijk doet verstaan dat eenige andere werken de gevoelens van eerbaarheid der jonkheden zouden kunnen kwetsen, niet omdat er in die werken iets voorkomt dat onzedelijk is, maar omdat jonge inbeeldingen en jonge herten nog zulke lezingen niet en vermogen. Een kind van eenige maanden en eet geen brood noch en drinkt geenen wijn; en voor jongens is het beter niet te rooken en de herbergen voorbij te gaan. Hoe men elders daarover oordeelt en weten wij niet, maar te Brugge, ten minste, wordt het alzoo aanveerd. En toch en zegt er hier niemand dat brood of wijn vergiftig zijn, noch dat het onzedelijk is te rooken of naar de herbergen te gaan. In eene mingelmare heeft Biekorf het zelfste gezeid als P.P. Nyssen. Schrijver van die mingelmare steunt op zijne ondervindinge en op de veelvuldige ondervindinge van anderen, namentlijk van vele leiders der jeugd en van menige huisvaders, die eerst Conscience's werken rond den heerd laten lezen hadden voor geheel het huisgezin en die na eenigen tijd, - sommigen zelfs als het reeds wat te late was, - ondervonden hebben dat het beter was die lezinge te staken en ze maar later toe te laten. Conscience en heeft niet al zijne werken geschreven voor de vlaamsche jonkheden van beide geslachten, maar vele ervan schreef hij voor volwassene Vlamingen, die verstand hebben en ondervindinge. Wij verstaan gemakkelijk dat eenige der bedoelde werken in sommige andere landen vroeger zouden mogen gelezen worden als in Vlanderland, en dat is eene eere voor de Vlamingen, eene eere die wij hun zouden willen zorgvuldig bewaren, hoe langer hoe beter. Noch 't en baat hier niet met werken uit te komen die van priesters geschreven wierden. Vele werken zijn er, ja, van priesters geschreven, die, gelijk de werken van Conscience, eerlijk en zedelijk zijn, die zelfs uitsluitelijk gemaakt wierden om goed te stichten, en die toch somwijlen hoogst gevaarlijk zijn in de handen van jonkheden. Moet men niet uitzinnig zijn om die werken zedeloos te noemen? Daar is nu de eenvoudige volle zin der Mingelmare van ons 2de Jaar Bl. 287, met de redens erbij. Men gelieve wel te bemerken dat wij maar van Conscience en spraken omdat anderen van zijnen grooten name gebruik gemaakt hadden om eenen onzer beste vlaamsche schrijvers onrechtveerdig aan te vallen. Men spot met ons, omdat wij Biekorf een Tijdblad noemen voor ‘alle verstandige Vlamingen’. | |
[pagina 37]
| |
Zeer ten onrechte nochtans want onder al onze lezers is er schaars één die den waren zin onzer woorden niet gevat en heeft. Onze lezers kennen Conscience, zij kennen ons en bij geen éénen van hen en is het dom vermoeden ontstaan dat anderen, te hunner schande en te schande van Conscience zelve, hebben durven aan geheel het Land kenbaar maken. Onze lezers zijn verstandig genoeg om aan de woorden hunne ware beteekenisse toe te kennen. Zelfs zullen zij nu hun gezond verstand en hunne eigene ondervindinge te rade gaan en getuigen dat onze redens gegrond zijn, 't gene wij van sommige onzer aanvallers nauwelijks durven verhopen. Onze lezers doen gelijk alle verstandige lieden, zij noemen de zaken bij hunnen rechten name en zij gedoogen dat anderen 't zelfste doen. Zij hebben, gelijk wij, eenen grooten eerbied voor Conscience, zij beklagen dat zijne eere zoo lichtveerdig en zoo dwaas in het spel gebracht wierd, en nu zullen zij verwonderd zijn te hooren dat sommigen zoo moedwillig onze woorden verdraaiden en dat anderen zoo lichtzinnig het vermetel oordeel dier sommigen aanveerdden. Biekorf |
|