Uit het gesticht trekt een stoet van schoolkinderen onder het geleide van voogden en meesters. Op den rechten arm ziet men gemakkelijk eene gekroonde B prijken.
Daaronder staan er een aantal prijzen verbeeld als koppen, schalen, vaten, potten, geldbeurzen, enz. enz.
Het is geweten dat de Gemeenten zoowel als de bezondere gestichten menigmaal groote lotingen inrichtten om geld te verzamelen. Volgens Heer Gilliodts-Van Severen zouden die lotingen te Brugge ontstaan zijn en te Brugge zou de eerste lotinge ingericht geweest hebben in het jaar 1446.
De lotinge binst het jaar 1574 ten Bogaerde gehouden kan ons een gedacht geven van de andere.
't En waren niet min als 342 prijzen.
De loten die eerst en laatst uitkwamen wonnen elk eenen beker in verguld zilver die 6 oncen woeg en die met de bewerkinge op 12 guldens geschat wierd.
De eerste ende allerhoogste prijs was een zeer schoone, rijkelijke, zilveren vergulde overdekte kop, met 270 guldens in klinkend geld.
Zoo waren er vijf opperste, schoonste, rijkelijkste ende begeerlijkste prijzen, allen bestaande uit eenen zilveren kop of beker mitsgaders eene zekere somme geld. Die vijf prijzen waren geschat op 450, 300, 200, 150 en 100 guldens.
Die het lot trok dat vóór of na eenen dier prijzen uitkwam, won insgelijks prijs.
Dan waren er nog 25 prijzen van eene zilveren schale ter weerde van 6 guldens, 50 ter weerde van 3 guldens, enz.
Die zes loten neemt op eenen name, krijgt het zevenste te bate. Die er 100 neemt, krijgt er boven het zevenste nog 10 te bate, zoodat hij medespeelt met 126 loten; bovendien heeft hij nog een lot in eene bijzondere lotinge. Nochtans en kan niemand meer als 4 loten in die bijzondere trekkinge bekomen; en van zoohaast dat er alzoo 400 bijzondere loten uitgedeeld zijn, zal deze trekkinge plaatse hebben. Zij is dan eene aanmoediginge om er velen 100 loten te doen nemen.