Mingelmaren
SOMMIGE Vlamingen spreken gestadig van verbroederinge met de Noordnederlanders. Hoort wat de rechtzinnige Nederlanders daaraf meenen:
‘Hoe innig vriendschappelijk de verhoudingen tusschen Noord- en Zuidnederlandsche kunstbroeders en geleerden mogen zijn, het raakt het hart des volks niet. Vlaanderen blijft Vlaamsch en Noord-Nederland Hollandsch......... Het feit staat vast, dat de karaktertrekken essentieel verschillend zijn. In Vlaanderen meer eenvoud, in Holland meer gemaaktheid; in Vlaanderen meer geestdrift, in Holland meer degelijke geleerdheid. Ik zou willen zeggen: Vlaanderen is artistieker dan Holland. De Vlamingen geven zich meer zooals zij zijn, met hun grooten haat en hun groote liefde. In Nederland zijn de meesten beschaafder, meer verfranscht, gladder als ge wilt; maar zij zijn dan ook meer vormelijk. Dat alles maakt, dat wij goede buren kunnen zijn, zonder er ooit over te mogen denken één huishouden op te zetten.’
Dat was sedert lange ons gedacht: maar nooit en hadden wij het zoo mooi en met zooveel gezag kunnen uiten, als dat het de Spectator van 5 Sept. laatstleden hier doet.
J. Cl.
IN de laatste algemeene zittinge, van het 21ste Nederlandsch Taalvereen, te Gent, toonde Dr Claeys in eene prachtige aansprake, hoe noodig het is, dat onze schrijvers tot het volk afdalen, en door hunne opstellen aan 't gemoed van het volk spreken, om des tebeter gelezen te worden, en gelijk Hiawatha den volke goed te doen.
Een man, zei spreker, die dezen wijzen raad in 't werke stelde, was onze gemoedelijke verteller Hendrik Conscience; ook worden zijne werken vele gelezen door het volk, en zij zijn verre boven franschen blaai, Parysche zedeloosheden, en wreede geschiedenissen van rooversbenden, gelijk deze van Baekelant en andere, te verspreiden en aan te bevelen.
Bedoelt spreker hier Baekelant, die uitgegeven wierd door Snoeck-Ducajou van Gent, of door andere gewone schrijvers dan geef ik hem volkomen gelijk. Maar wilt hij spreken over den boek die door den Eerw. Heer V. Huys opgesteld wierd, dan zegge ik, dat die aanhalinge hier mis en niet wel gekozen is.
Ondanks de bevoegdheid van Dr Claeys en de vreugde die ik genoten heb, in het lezen van Conscience's beste werken, meene ik dat de boek van Eerw. H. Huys, al zoo wel aan te bevelen valt