rustig af, dat hij in volle vrijheid meende te zwemmen.
Maar 't en duurde niet lange.
Zekere Taggard stond om in den echt te treden met eene jonge boersche dochter. Alle toebereidsels waren reeds genomen voor de plechtigheid, toen de Landdrost pater Le Bihan voor zijnen rechtbank daagde.
- ‘Ik heb vernomen,’ zei hij tot den pater, ‘dat ge te wege zijt eerlang een huwelijk in te zegenen. Gij moet nochtans wel weten dat de katholijke eeredienst in Transvaal verboden is.’
De wet luidt immers: alle godsdiensten, andere als de hollandsche gereformeerde, zijn verboden.
- ‘Ja,’ sprak de zendeling, ‘maar ik stel u ook eene vrage: ‘Hoe komt het dat de anglicaansche en wesleysche kerke hier in volle vrijheid leven, niettegenstaande uwe wet? Geeft mij reden en uitleg van dien toestand. Waar is de wet die zegt dat gij hun bestaan alhier moet dulden meer als dit van den katholijken godsdienst?’
De Landsdrost, die maar moeilijk die vrage en had kunnen antwoorden, deed een teeken aan Pater Le Bihan, en hij mocht heengaan. Dat wilde zeggen: 't is dan nog waar, en doet wat gij wilt.
De oogenblik was oppervoordeelingst om een gat te slaan in den protestantschen muur. Om wel zijn recht te doen uitschijnen en te staven deed de pater het huwelijk vieren met alle mogelijke pracht, openbaarheid en ruchtbaarheid. Een koppel flinke peerden, met blinkende harnassen, trokken het jeugdige paar door de straten van Potchefstroom, in het heerlijkste rijtuig der streke. Het volk kwam van alle kanten bij, en de zendeling, de gelegentheid vattende, gaf eene openbare onderrichtinge over onzen godsdienst.
Van dan voort was de slag gewonnen in Transvaal, al zijn er sedert dien nog erge moeilijkheden aan de zendelingen veroorzaakt geweest.
Alzoo was 't dat het daar nog al redelijk schuw ging in 1886, als wanneer Pater Monginoux eene bestendige zendinge te Potchefstroom ging stichten. 't Scheen nochtans