gunste van den Patroon der kerk, de kerkfabriek en de armen. Of het Hospitaal, volgens men beweert, in vroegere tijden ten minste, daarin ook deel had, is ons niet bekend.
Een tweede hospitaal wierd opgericht ten jare 1469, met de penningen welke Willem De Ram, poorter dier stad, tot het stichten van een godsdienstig en liefdadig werk nagelaten had. In tegenstelling met het eerste Hospitaal der Oude Grauwe Zusters wierd het nieuwe met den naam van Hospitaal der Nieuwe Grauwe Zusters ‘ter burch’ bestempeld. Deze zusters, zeven in getal en behoorende aan den derden regel van S. Franciscus, moesten alle slach van kranke lieden - poorters en inwoners der stad - en van welken rang ook, ontvangen en bezorgen, alsook de zieken ten huize bezoeken.
Men kende te Nieupoort verscheidene andere gestichten: een Beggijnhof, Leprozenhuizen, en zelfs Lollaarden.
Ten jare 1313 bestond ‘het alemoesene huys dat vrouwe Straenge deide maken.’
Het Begijnhof bestond ook reeds op dat tijdstip. In de handvesten der Burgerlijke godshuizen, onlangs door ons ontleed, vinden wij diesaangaande de volgende meldingen.
Verslag over den staat van S. Jans Hospitaal opgemaakt krachtens bevel van Joseph II (rond 1787). In het beluik van gezeid Hospitaal (S. Mariastraat) stonden zeven kleine huizekens, kosteloos bewoond door ‘oude ende crancke weduwen ende doghters’ der stad, op voorwaarde dat na hunne dood, zoo zij eenig goed achterlieten, ‘daeruyt jn proffite van het Hospitael betaalt wort voor huyspacht jn advenante van achthien guldens 's jaars.’ Hooger genoemde vrouwspersonen worden geheeten ‘de vrouwkens jn het Beginhof.’
't Is in dezelfste handvestenverzameling dat wij een bescheid vonden betreffende de Lollaards. Hooger genoemde schrijver stelt de Lollaarden onder de dweepzuchtige sekten der veertiende eeuw, zonder bekenden stichter, misschien dusdanig genoemd omdat zij psalmen langs den weg lolden. 't Was ook een bijnaam gegeven aan de Cellebroeders die, zonder geloften verbonden, de Hospi-