Biekorf. Jaargang 2
(1891)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |
om te eten. Zij en hadden niets anders als hunne zwarte vingers om de spijzen tot in hunnen mond te brengen. Och Heere, welke armoe! En hoe bedrukt stonden die onnoozele schapen te kijken als zij de Europeanen zagen met tafelvorken het eten opnemen. Geheel hun wezen scheen te zeggen: Och, geeft ons van die vorken, dat is netter en gemakkelijker. De brave zendelingen verstonden die stille bede en deelden vorken uit, die de zwarten met vlugge gretigheid en innige dankbaarheid aanveerdden. Drie maanden later kwamen de zendelingen bij het zelfste volk weder en vonden te hunner groote verwonderinge dat de vrouwen alleene de tafelvorke bezigden: deze droegen ze immers aan hun hoofd voor eenvoudige kammen, om hun haar op te houden, en zij schenen uit der maten preusch over hun prachtig nieuw hoofdsiraad. Geeft dan tafelvorken aan de zwarten! *** Europeaansche reizigers hadden op hun schip eenen neger gehuurd om te koken en te braden. Achter weinige dagen kon deze tamelijk zijn ambacht; toch had hij een gebrek, 't is dat hij niets en kon gereed doen zonder eerst wel endegelijk van het gerecht te proeven. Nu, 't gebeurde dat de reizigers eenen Flammingo schoten; als die watervogel opgediend wierd, vonden zij dat een van zijn' pooten ontbrak. ‘'t Zal nog eens die schurk van dien kok zijn!’ Ja, maar de kok wierd geroepen en, 't was zeker, 't en was hij niet, en hij en wiste hoegenaamd van niets. Opspelen en verdreegen en konden niet helpen: de brave man was al zoovele plichtig als de Flammingo zelve. Nu, 't bleef daarbij, maar de reizigers wisten genoeg waaraan hen houden. 's Anderdaags komt de kok al met eens bij hen geloopen zeggende: ‘'k Weet de oorzake’. - ‘Waarvan’? - ‘En wel, dat die Flammingo van gisteren maar éénen poot en had.’ - ‘Hoe? Laat hooren.’ | |
[pagina 215]
| |
- Ziet gij daar op den boord van den stroom die twee Flammingos staan? - ? ? ? - ‘Gij ziet toch zeker wel dat zij maar éénen poot en hebben?... - “Ja, wel; als zij stille staan, trekken zij den eenen in en rusten op den anderen.” - “Niet te doen, al de Flammingos van Congoland en hebben maar éénen poot gelijk de deze daar! Zegt nu nog dat ik dien poot opg'eten hebbe!” - “Waarom en wistet gij dat gisteren niet te zeggen?” - Hadde het mij maar ingevallen!’ En zou men niet zeggen dat die neger den vermaarden volkszeg wist, van O.L. Heer en Sinte Pieter? |
|