II. - De korte a. - Het West-Vlaamsch bezit ook de korte a.
De korte Germaansche a vertegenwoordigt de Indogermaansche ŏ: lat., octo, got., ahtan, acht; de Indogermaansche ă, gr., agros, got., akrs; de Indogermaansche ə: indogerm., pətr, got., fadar.
‘De korte a verwisselt dikwijls met è.’
Bard - berd; Barm - berm; Barvoets - bervoets; Dal - del; Arg - erg; Arm - erm; Flasch - flesch; Hark - herk; Karre - kerre; Lakmoes - lekmoes; Mark - merk; Markt - merkt; Slak - slek; Tarwe - terwe; Warme - werme.
Deze korte a ging onder frieschen invloed verloren. Het Oudsaksensch heeft immers zijne korte a nog al wel bewaard.
't Is meest voor muta en in r- verbindingen dat a met e in 't friesch verwisselt, o.a. in de volgende voorbeelden:
Bek - rug; Berd - bard; Dei - dag.
Dit Friesch woord dei wordt aldus gebezigd in Fransch-Vlanderen.
Bern - kind; Erm - arm; Feste - vasten; Kerl - kerel; Merk - munt; Merke - veld; Serk - kist; Sket - schat; Skerd - snede; Therm - darm, enz.
***
‘De korte a verwisselt ook met de korte o.’
Af - of; Damp - domp; Fladderen - flodderen; Karst - korst; Snakken - snokken; Zacht - zocht, enz.
Hier kunnen wij met Saksenschen en Frieschen invloed te doen hebben.
In 't Nieuwsaksensch verwisselt ŏ zeer dikwijls met ă.
In 't Oudfriesch vinden wij ŏ voor ă in de volgende gevallen:
1o In gedaanten lijk:
Ol - olsa; Olle - olra; Oldus - ollena,
die zuiver West-Vlaamsch klinken.
2o Voor m en n in geslotene en opene geklemtoonde lettergrepen.
Bon - ban; Brond - branden; Dronckere - dronkaard;