Biekorf. Jaargang 2(1891)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Heilig-Hertelied Wijze No 26 van de 30 Geestelijke Liederen. 1. GEKWETST en moe geleden, zoo kniel ik hier, beneden uw heilig Herte, o Heer; dat, met veel hooger teeken als menschenoogen reeken, verbeeldt uw liefde teer. 2. Ach, roekelooze lieden miskenden en verrieden, o Heere, uw' liefde groot, al zoekende, ongevonden, in putten zonder gronden om hulpe in hunnen nood. 3. Gij gingt ze minzaam tegen, gij weest hun, toegenegen, den weg, en zeidt; o Gij die zucht en zit genepen in 's werelds kwade grepen, komt, stelt uw herte op mij! [pagina 182] [p. 182] 4. Ik ben 't die heb geleden, gewrocht voor u, gestreden; ik ben 't geslachte Lam; ik ben 't die al uw' banden uw' zonden en uw' schanden op mijne schouders nam. 5. Ik liet, uit mededoogen, ik liet, voor aller oogen, mij vangen, spannen, slaan; ik stierf!... Waar is de herder, de vader, die ooit verder zijn' liefd' heeft laten gaan? 6. En, zult gij, herteloozen, bedrogen door den boozen verleider, nu nog niet dien afgrond kennen leeren, dien hertebrand des Heeren, dien gij hier blaken ziet? 7. Is 't al om niet, verloren, dat ik voor u geboren, gestorven, weêr verrees; en, om uw' ziel te laven, ver boven alle gaven, mijn heilig Herte u wees? 8. Komt, hert om hert gegeven, met mij in liefde leven, en sterven, onvervaard; leert 's werelds rijk verachten en heft, uit al uw' krachten, uw herte hemelwaard! [pagina 183] [p. 183] 9. Daar zal eens, moe geleden, geballingd en gestreden, uw herte, vrij voortaan van de al te zware ellenden des werelds, zonder enden in vrede ook rusten gaan! Guido Gezelle Te Kortrijk, H.-Hertedag, den 5den in Wedemaand 1891. Vorige Volgende