hoeverre gij alzoo in eenen trek kunt rijden, tot zooverre zal uw rijk strekken.’
De zoon bedankte zijnen ouden vader, hij sprong blijmoedig op het snelste peerd van geheel 't hof, hij gaf het van de spore en het edele dier stoof de slotdreve uit.
Ge kunt denken hoe dat Wulfhaard plannen smeedde van rijkdom en van weelde; hij, hij zou wel honderd uren verre rijden zonder staan.
Maar nauwelijks was hij ter plaatse gekomen waar nu de Esplanade ligt, dat is schaarsch buiten 't midden van de stad, of zijn peerd viel steendood.
‘Ach!’ zuchtte de koningszoon, die daar nu in 't zand lag, ‘hoe kort is mijn rijk toch!’
Sedert dien zou de stad den name van Kort-Rijk gekregen en behouden hebben.
Antoon Verwaetermeulen