jongere veranderinge waardoor deze klank is getroffen geweest. Te meer daar de ê in feeste, casteel, enz., uit de fransche e in feste, castel, enz., alsook de ê in leege uit eene omgeklankte â, denzelfden weg als ê uit ai ingeslagen hebben: en voor deze en is het zekerlijk niet geoorloofd eenen tweeklank als grondlage aan te nemen. Dat de ai nochtans in de eene of de andere streke als tweeklank kan blijven bestaan hebben, en wordt hierbij natuurlijk niet geloochend.
Wij besluiten dus uit het voorgaande dat de ê uit ai als enkele klank geheerscht heeft. Nu, het gebeurt dikwijls dat een enkele lange klank, die de stemzate draagt, met eene dubbele drukking van den ademtocht gesproken wordt: hiermede wordt beduid dat de ademtocht, die tot het uitbrengen van eenen klank uit de longers gedreven wordt, de volle kracht waarmede hij aangezet heeft laat verminderen, om aanstonds daarna met vernieuwde, doch mindere kracht, door mond en neuze uit te varen. Daardoor wordt de lange klank in twee'n verdeeld, op zulke wijze dat gedurende het tweede ademdrukken de tonge de rustlage toegenaderd wordt, ofwel den klank die aan den gegeven klinker toekomt, duidelijker voortbrengt.
9. In het tweede geval ontstaat uit den enkelen ê-klank de tweeklank ei, zooals veelal in Nederduitschland gebeurd is. Deze klank is dan aan verdere ontwikkelingen onderworpen, en alzoo hoort men tegenwoordig in Westfalen, in stede van de Middeleeuwsche ê, de tweeklanken ei, ai, oi.
Voor het overgaan van ai tot ê, vergelijkt het Grieksch, wiens aι, alhoewel nog altijd zoo geschreven, reeds van de tweede eeuw na Christus, als ê gesproken wordt; het latijn, wiens ae, uit ai, reeds in den voorchristelijken tijd tot ê geworden was in de uitsprake; het fransch wiens oude dubbelklinkende ai als é en è uitgesproken wordt, hoewel de oude schrijfwijze trouw is bewaard gebleven.
De Grieksche ϵι is eveneens reeds in de vijfde eeuw voor Christus eene gesloten ê geworden.
Voor de verandering van ê tot ei, ai, oi, enz... verge-