Biekorf. Jaargang 2
(1891)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over Mikroben of LevelingenDE levelingen, ook zwammen geheeten, (in het duitsch noemt men ze Pilze, in het fransch Microörganismes of Microbes) vervallen in drie groote ondergeslachten, te weten: 1) de spoutlevelingen of eenvoudig de levelingen, (duitsch Spaltpilze, fransch Schizomycètes); 2) de spruitlevelingen of gistelingen, (duitsch Sprosspilze), (zie prente X); 3) de schimmellevelingen of zwammelingen, (duitsch Schimmelpilze), (zie prente XI). In deze bladtjes zullen wij ons bijzonderlijk bezig houden en willen wij nauwere kennis maken met de eigentlijke spoutlevelingen of kortaf met de levelingen. De gistelingen, waaronder wij den leveling van het gisten van den wijngeest tellen, en de zwammelingen, die eenige huidziekten te wege brengen en oorzake zijn van 't gene wij de versche (le muguet) noemen, en hebben niet al te veel wetensweerdigs aan; wij zullen er dus zoo weinig mogelijk van zeggen, en alzoo tijd en plekke sparen voor het spreken van de ‘levelingen’. De levelingen behooren tot de kleenste, eenvoudigste tier- of plantgewassenGa naar voetnoot(1); zij bestaan uit protoplasma of oorstoffe, zijn eenvakkig of eenzellig; 't en is tot nu nog niet uitgewezen of die oorstof een haam, hulle of omkleedsel heeft ofte niet, maar 't is waarschijnlijk van ja. Dat de levelingen somtijds meerzellige plantjes schijnen komt hieruit dat zij dikwijls in hoopen blijven liggen achter hunne verdeelinge, en de wederzijdsche schikkinge en aaneenschakeling der afzonderlijke zellekes zou doen peizen dat er waarlijk levelingen zijn die uit meer als een zelle bestaan. De levelingen worden gewoonlijk in drie oorijen of geslachten verdeeld:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De korrellingen zijn ronde, korrel-, kogel- of eidanige levelingen. Zij kunnen op verschillige wijzen geschikt of aaneengeschakeld zijn. Alzoo zijn er die altijd op hun eigen bestaan en afzonderlijk van malkaar gezien worden, (zie prente I). Eenige worden tweelingwijze of getwee'n opgemerkt; 't is meestendeels het geval voor den tweekorrelling van de longontsteking (diploccoccus pneumoniae), die boven aldien ook nog in eenen hof - gelijk de mane bij smoorachtig weêre - te zwemmen schijnt, (zie prente II). Andere korrellingen komen in reken, als aaneengesnoerde perels voor; dat zijn de zoogenaamde reesemkorrellingen (streptococci), (zie prente III). Nog andere liggen in hoopen, in de gedaante van krabben en trossen, en worden deswegen tros- of kluisterkorrellingen geheeten (staphylococci). Den gewonen reesemkorrelling en den witten, gouden citroengeluwen kluisterkorrelling vindt men gewoonlijk daar waar dracht of etter (pus) ontstaat; dat zijn de dracht- of etterkorrellingen (streptococcus pyogenes en staphylococcus pyogenes albus, aureus en citreus). De zevenooge en de rooze staan ook onder 't beheer dier korrellingen. Sommige korrellingen blijven in regelmatige hoopen liggen achter hunne verdeeling; men zou zeggen dat 't opeengestapelde klampen of pakken zijn; men vindt er van dat slag in 's menschen mage; zij heeten kreeuwe- of vleeschelingen der mage (sarcina ventriculi), (zie prente IV). De stokkelingen bestaan uit langwerpige stok- of stafgedaantige levelingen. Onder de stokkelingen vinden wij eenige der best gekende en vermaardste levelingen; onder andere: den stokkeling der kole (bacillus anthracis), (zie prente V-VI). den stokkeling der tere (bacillus tuberculosis, (zie prente VII); den stokkeling der typhuskoortsen (bacillus typhi abdominalis; den stokkeling der melaatschheid (bacillus leprae); den stokkeling van den keelkrop (bacillus diphtheriae); | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijvoeg op Biekorf no 9, 1891.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den stokkeling der verrotting (bacterium thermo); enz., enz. De schroevelingen bestaan uit lange, gekrulde, klauwof schroefwijs gewrongene levelingen. De bezonderste onder hen zijn: de schroevelingen van den cholera (spirillum cholerae asiaticae of kommabacil), (zie prente VIII); de schroevelingen van den herhalenden typhus (spirochaetum Obermeieri of typhi recurrentis, (zie prente IX). *** De levelingen en kunnen, elk op zijn eigen, bij der ooge niet achterhaald of gezien worden; dat weet iedereen die entwatsch begrijp heeft van de hoegrootheid dier oneindig kleene wezentjes. Een millimeter en is al niet bezonders lang, en een teerlingmillimeter en is ook maar een geheel kleen vatje. Als men dan bepeist dat de meeste hoop dier levelingen veel dunner en weinig langer zijn als het duizenste deelken van eenen millimeter, dat er millioenen en millioenen levelingskes in eenen teerlingmillimeter kunnen, dat en zal zeker zoodanig niet meer verwonderen. Ook is het te verstaan dat men vergrootkijkers van doene heeft om die wezentjes op te sporen en te ontdekken; om hunne gedaante, bewegingen, veranderingen, ontwikkeling en wasdom na te gaan en waar te nemen. Daartoe bezigt men een gestel van glazen dat duist keers en meer vergroot, uitnemend kunstig gebouwd, en met bezondere hulpinrichtingen voorzien is, om lichtstralen te vergaren en de helderheid te vermeerderen. En daarmeê en is men nog op verre naar niet altijd tenden moeite; want vele dier levelingen alhoewel zij zoo helder mogelijk verlicht en beschenen zijn - te helder somtijds - hebben een gelijkbrekend lichtvermogen met het vocht waarin zij zwemmen, of met de webbe (tissu) waarin men ze opspoort; en deswegen kunnen zij moeielijk ervan onderscheiden worden; want het is het verschil van lichtbrake of lichtversprietelinge dat het eene voorwerp uit het andere bij der ooge kennen laat. Daarom verwt men de levelingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De geverruwde zellekes slaan natuurlijk meer in de ooge als de verruwlooze, men bemerkt ze daar waar er van te vooren niets te zien 'n was; men ziet ze beter daar waar zij voordien maar duister of half zichtbaar 'n schenen. En dat ook en is nog niet altijd toereikende om sommige levelingen te ontdekken; alzoo, onder andere, en is de stokkeling der tere daarmeê nog niet in het net te vangen; hij eischt nog scherper onderzoek als vele van zijne booze slachtgenoten. Gij moet hem eerst geverwd krijgen daar waar gij hem zoekt, 't zij in de uitgehoeste vochten, 't zij in de webben waar hij zijn loos en doodend werk verricht; en achterna moet gij alles ontverwen dat omtrent hem en geen teerstokkeling 'n is, 't gene gelukkiglijk, bij middel van zuren (acides) nog al rap gedaan kan worden; hij alleene houdt nog langen tijd zijne verwstoffe vaste en prijkt en praalt in rood of peersch gewaad, na dat men hem rood of peersch gemaakt heeft: 't is of wilde hij zeggen: hier ben ik nu baas alleene. De bezondere en wederzijdsche schikkinge der afzonderlijke levelingskes onder malkaar doet nog het een slag uit het andere erkennen. Sommige, zoo wij vroeger al zeiden, liggen getwee'n, eenige in reken, andere in hoopen, opeengestapeld, enz. Sommige levelingen hebben eenen hof rondom hen, gelijk de mane bij smoorachtig weder. (Vervolgt.) Dr Alfons Depla. |
|