Biekorf. Jaargang 2(1891)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ten uitewaardsgange DE boomen zien zwart van de zwellende botten: o zonne, wanneer zal uw' macht, onbevaan, weêr 't springende blad en de banden ontknotten, waarin 't twee drie maanden heeft muurvast gestaan? Staat achter, o nijdig geweld van den winter, houdt af uwe vuist: in de botten begint er weêr vreugdiger pulsslag en leven te slaan! De boomen ontwekken, zij zidd'ren, zij beven, zij striemen door 't blauwe geluchte, onbekleed, doch staan, en bewust schier en blij dat zij leven; lijk machtige reuzen, ten strijde bereed. Staat achter, o nijdig geweld van den winter, uw rijk heeft een einde: in de boomen begint er weêr hope te rijzen, weêr hulpe aan ons leed! De boomen zien zwart en hun' dreigende schachten staan veerdig en vrij, als de spere in de vuist des ridders, het kampwoord ‘ten storme!’ te wachten: het klinke, en daar loopen zij henengedruischt! Staat achter, o nijdig geweld van den winter: de boomen slaan uit, en zoo zaan herbegint er weêr meidag gevierd te zijn. - Wreede, verhuist! Te Moorseele, op den 25sten in kortem. 1891. Guido Gezelle Vorige Volgende