Eertijds en nu!
‘In Vlanderen..... Vlaamsch!’
EERTIJDS sprak men van 't ‘Geloove;’ nu is 't het Katholicismus, of het Catholicisme, dat men verdedigt.
Eertijds was 't eene boodschap doen; nu is 't een' commissie.
Eertijds wist men van grappen en van kluchten; nu zijn 't farcen of conten (des contes), die de farceurs vertellen.
Eertijds zei men: nalings, bijkans, albij, schier; nu is 't à peu près, dat de overhand heeft.
Eertijds had men eenen dienstman, eenen dienstknecht, eenen knape, eene dienstvrouwe; nu zijn 't employés, conciergen, garçons, domestiquen.
Eertijds was 't een overkleed; en nu is 't een' confectie.
Eertijds dierf men zeggen en schrijven: ‘Doet uw' klakke af;’ de academische fatsoendelijkheid eischt nu: ‘Neem uwe pet af.’
Eertijds wist men van schuldenaars en schuldeischers; nu zijn 't débiteurs en créanciers geworden.
Eertijds dronk men ‘van dien edelen bruischaard’, in Vlanderland; nu prepareert men er Fransche champagne.
Eertijds zou men gezeid hebben: ‘den zeehertog;’ nu spreekt men liever Araabsch en zegt: den admiraal.
‘Danke, danke u, ge zijt bedankt, 'k heb u te bedanken, met dankbaarheid,’ was 't eertijds overal, en, 't was gemeend; nu is 't: ‘merci!’ En Merci is opgehangen, omdat hij valsch geld sloeg.
Eertijds liepender briefdragers, boden en boodtjes; nu zijn 't facteurs, die de brieven bestellen.
Eertijds zei men: ‘Vijf huizen voorbij of leên (geleden) de kerke;’ nu zegt men: ‘vijf huizen gepasseerd het Hôtel de Flandre!’
Eertijds was 't naar eene weerdschap of eene maaltijd; nu is 't naar een banquet, eenen dîner, dat men ontboôn, genood, begroet, of liever geinviteerd wordt.
Eertijds wist men van legpenningen, van leggeld; nu zijn 't jetons of stongs, die men legt.
Eertijds was 't ‘de groetenisse, de gebiedenisse, de boodschap;’ nu zijn al 't Fransche complimenten.