Daar staat te lezen, in die eigene en schoone tale, van het zuider-Fransche volk:
‘Erian estouna, despièi longtèms, que 'n terro de Prouvenço, ounte noste soléu amaduro e sucro tant de clareto, dins li claretiero de Dio, d'Eirago e de Castèu-Reinard, et de muscat tant fin dins li muscadeliero de Baumo, i' aguesse pas dins lou magòci, un champagno-prouvençau. Espèriavan....
Graci à l'ounourable oustaude M.G.-A. Palun, pou dèn dire qu'espèran plus, car tenèn. En effet, i' atroubaren, a parti d'aro, un vin ouneste, linde, amistous, regale de festin, vin capitani, viéu coume la poudro: fai parti lou tap coume un canoun li boulet, finalemen vin digne d'avé pèr lusènto marco l'Estello de la bello co.
Mai... es pas besoun de lou faire moussa: mousso tout soulet!!
Dat luidt in ons Provençauwsch: woord voor woord, ‘Wij waren verwonderd sedert langen tijd, dat in Provencenland, daar onze zonne murruwt en suikert zooveel clareit, in de clareitbergen van Dio, van Eirago en van Casteul-Reinard, en muscaat zoo fijn in de muscaatbergen van Baumo, - er niet en was in den handel een Provençauwsche bruischaard. Wij wachtten...
Dank aan 't achtbare huis van M.G.-A. Palun, wij mogen zeggen dat wij niet meer en wachten, want wij hebben. Inderdaad, wij vinden daar, van nu voortaan, eenen oprechten wijn, zoet, vriendelijk, den eerewijn van bruiloften en van maaltijden, den wijn boven wijn, zoo dul als buskruid: hij schiet den tap af gelijk een geschut de kogels, eindelijk eenen wijn die verdient te hebben voor eervol kenmerk de sterre met den schoonen steert.
Maar... 't en is niet noodig van hem te doen schuimen: hij schuimt heel alleene.’
Is dat de rechte weêrsplete en 't wel gelijkend namaaksel niet van onzen Bruischaard?
Ware ik als heer R. Vyncke-Daels, van Rousselare, ik schreef rechtuit naar M.G.-A. Pulun, in Avignoun, en ik liet een kistje komen, of ware 't maar om ne keer te tikken uit vriendschap.