Wansprekendheid
IN het Belfort van Slachtmaand 1890, heeft de achtbare Heer Jan Broeckaert, Lid van 's Konings Vlaamsche Taalkamer, eenen lezensweerdigen opstel laten drukken wegens ‘Taal- en Stijlzuivering’.
Daarin worden eenige voorbeelden van wansprekendheid gegeven die men volgenderwijze zou kunnen verdeelen:
1) Mismaakte woorden en wendingen:
Beweegloos, in stêe van: Onbeweegbaar, onbewegelijk, onbewogen.
Duldloos, in steê van: Onduldbaar, onduldelijk.
Schuldige eerbied, voor: Verschuldigde eerbied.
Vaderlandslievend, voor: Vaderlandlievend.
Welkdanig, voor: Hoedanig.
Zulkdanig, voor: Zoodanig.
Nevenbedoelingen, voor: Bijbedoelingen.
Welkers, voor: welks, welker.
Van af twintig frank, voor: Van twintig frank voort.
Het was of, voor: Het was alsof.
Hij sprong ter koets uit, voor: Uit de koets.
Hij ging ten huize uit, voor: Den huize uit.
Al den kant, voor: Langs den kant.
Het is hem dien ik zoek, voor: Hij is het dien ik zoek.
Langs om meer, voor: Hoe langer zoo meer.
Te dien gevolge, voor: Dien ten gevolge.
Te welken gevolge, voor: Ten gevolge waarvan.
2) Zegswijzen en wendingen die zoo kennelijk uitheemsch zijn dat een mensche geheele dagen fransch moet lezen en spreken om zoo iets over zijne lippen te krijgen: