rigge, hil, stik, nevens put, rugge, middeldietsch hul en geschreven dietsch stuk. Andere voorbeelden, die in het middeldietsch en in het tegenwoordig westvlaamsch nog voorkomen, zijn dinne, dinken, zille, enz., nevens dunne, dunken, zulle, enz.
Bemerkt het zelfste taalverschijnsel in het engelsch: i uit Angelsassensch y (= ü) uit oudere u. Angsass. hyll, hrycg, enz., Engelsch hill, ridge (met onlidmatige e), enz. In het Friesch, gaat de u, onder werkinge der zelfste oorzake, over tot eene e die veel op de i trekt, en ook wel hier of daar door i verbeeld wordt; b.v. hreg = rugge, ken en kin = kunne, pet = put, enz. Vergelijkt nog de Allemannische vormen Rick = Rücken, dricke = drücken, die te Bern in gebruik zijn.
3. Over de k nevens gg. - De Germaansche g was een schuifklank, uitgenomen achter n, doch in de Westgermaansche talen is zij somtijds vervangen door den sluitklank g = fransche g in garder. Dit was vrij algemeen het geval wanneer zij verdubbeld voorkwam; en zeker is het dat de verdubbeling in het middeleeuwsch dietsch somwijlen nog met den sluitklank gesproken wierd. Dit blijkt onder andere uit de schrijfwijze cg, zooals in ricge. Deze g dan op het einde van een woord komende te staan, wierd natuurlijk tot k verscherpt, zooals dit met de andere uitgaande medeklinkers het geval is. Zoo spreken wij ook dach nevens dagen, hant nevens handen, jonk nevens jonge, enz.
Van daar tusschen de klanken van de onverbogen en de verbogen vormen een strijd, die niet zelden ten gunste van de eersten uitvalt; b.v. blaten, glattig, harte, letten, voor blad[er]en, gladdig, harde, leden, om des wille van blad, gesproken blat, enz. Dit greep zoo veel te gemakkelijker plaats bij rik, om reden dat de verbogen vormen, die overigens om zoo te zeggen ongebruikt zijn, al vroeg hunnen sluitklank lieten vervangen door den tegenwoordig alleenheerschenden schuifklank, waarvan de scherpe weêrga niet k maar ch is.
Laten wij daar kin, kinne, (= fr. menton), dat verschillig kan uitgeleid worden, alsook de gedaanten stik en bedde,