Biekorf. Jaargang 1
(1890)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
Chrysanthemen, wit en rood,
blauw en bruin, en geel- en valuw,
peersch en paluw,
kleen en groot,
zad van verwe, en derf als dood.
Chrysanthemen, fijn geplooid
zijn de riemkes, zijn de snaren
van uw' blâren;
en gemooid,
of er goud ware op gestrooid.
Chrysanthemen, te allen kant
steken, scherpgevind, de vonken
uwer lonken
al ons land,
spijts den winter, heel in brand.
Chrysanthemen, zot gemutst,
kroes van hare of lang van stressen,
al in klessen
saamgedutst,
of verkloerijd en verklutst.
Chrysanthemen, gij zijt recht
schoone, als 't zonneweêre u zegent,
maar, beregend,
hangt ge, oprecht,
lijk bij dranke, en scheef gevrecht.
Chrysanthemen, in Japan
houdt men wijdag te uwer eeren,
's jaars twee keeren;
alleman
droomt en dicht van u, alsdan.
Chrysanthemen, menigwerf
mocht ik uw' gedaante aanschouwen
op den blauwen
fijnen scherf,
mat van 't eeuwig mesgekerf.
| |
[pagina 363]
| |
Chrysanthemen, weêr 'k u vrij
levend, of geschilderd vinde;
welbeminde
blommen, gij
herontwekt het herte mij.
Chrysanthemen, heidensch kruid,
Katharinendag staan open
al uw' knopen:
eer ik sluit,
weest haar toegewijd! - 't Is uit.
Guido Gezelle Te Kortrijk, op den 22-23sten in Slachtmaand, 1890. |
|