het vier, opdat niets en zou overblijven. De verdedigers van eenige kleene steden in 't ronde hadden tijd om te vluchten voor de vlage. Maar de Vlamingen hadden nu rechts hunne veertig dagen dienst gedaan, en midden in den nacht liepen zij te wapen, laadden hunne karren, spanden in, en met de eerste klaarte trokken zij op, na algelijk eerst in hun kamp alles verbrand te hebben wat zij niet konden meêdoen.’
In denzelfden zin spreekt Namêche (Hist. nat. 2de deel, bl, 692): Geen koning had legers zoo talrijk en zoowel uitgerust als die der Vlaamsche gemeenten. En Kervyn de Lettenhove (Hist. de Flandre, 3de deel, bl. 74) zegt dat de Vlamingen daar 2000 ribaudekens meehadden en 4000 canons.
Zoodat de Franschen ook achter waren in 't gebruiken van poer. Al de koningen van Europa, zegt Kervyn, hadden reden van afgunstig te zijn over de menige canons der Gentenaars. Men weet dat deze laatste den slag van Gaver (1453) grootendeels verloren, omdat hunne poertonnen ongelukkiglijk in vier kwamen.
Het staat dus vaste dat de Vlamingen de andere volkeren van Westelijk Europa voren waren, in 't gebruiken van poer voor den oorlog.
Vroegertijds ook waren zij dikwijls de eerste in het uitvinden of maken van oorlogstuig. Toen de Kerels met Willem Van Loo naar Engeland trokken en voor koning Stephaan in Engeland en in Normandien vochten, zoo hadden zij bijzonder goede krijgstuigen, onder andere om steenen te werpen; de Franschen kenden maar veel later die steenstukken of steenwerpers. (Relations entre la Flandre et l'Angleterre au moyen-âge, par Emile Varenbergh, Bruxelles, 1874, bl. 74). In de eerste kruisvaart, nog volgens Kervyn de Lettenhove, was het Robrecht, grave van Vlaanderen die, bij 't beleg van Jerusalem, zorgen moest voor het noodige oorlogstuig.
Over het bovenstaande en diergelijke, ware nog meer te vernemen in het boekske van colonel H. Wauwermans ‘Les origines de la fortification polygonale chez les Flamands, 1878,’ uitgegeven door Muquardt, te Brussel, maar bij hem niet meer krijgelijk.
Karel Van Houtte