Biekorf. Jaargang 1
(1890)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 247]
| |
Vanhier, vaart ver van hier: 't en geldt
geen winnaar nu, geen oorlogsheld,
maar hem, die 't lieve leven,
ontworsteld aan de wreede dood,
die woekerde in den moederschoot,
heeft duizenden gegeven!
't Verhaal
Hij zat en zocht, bij nacht en dag,
bij 't kranke bed, daar lijdend lag
het moederlijk verlangen;
Hij pijnde en poogde, rusteloos,
daar valschheid hem te volgen koos,
en in heur strik te vangen.
Hij dacht en doolde menigmaal;
hij bad tot God, om zegepraal,
en, eindlijk, eens... 't gebeurde
dat, heel ontroerd, hij henenbrak
door 't duist're dat hem tegenstak,
en... dat de nevel scheurde!
‘Gevonden!’ riep zijn' stemme alsdan:
hebt dank, hebt dank, o God ervan;
nu mochte ik geren sterven;
want, hopelooze Moeder, gij
zult leven, en, of doodde 't mij,
gij zult het leven erven!
Mannen
Waar doolt gij, onbekend alleen,
ter ballingschap gedwongen, grijze vader?
Uw moederstad, is die te kleen?
Is daar noch huis noch thuis voor u, den dader
van 't schellemstuk, o schande groot,
dat, door uw vroede hand, de keten loste,
de keten van de grimme dood,
die honderd duizenden het leven kostte?
Waar doolt, waar gaat gij heen? Ach, blijft
bij ons, o vrome ziel, o vroede helper!
Om God, komt weer terug, en wrijft
die schande van ons hoofd, o wondenstelper!
| |
[pagina 248]
| |
Kind.
Wie is dat, Moeder, die daar staat
en schijnt als een die spoedig gaat
en draagt iet wonders? Wie zou 't zijn?
Is 't Moeder, is dat Jan Palfyn?
Moeder
Ja, kind, dat is het afbeeld van
een grooten, goeden, braven man,
dien Kortrijk won; die, een uit al,
een wereld won en winnen zal.
Kind
o Moeder, zegt mij meer nog iet,
waarom dat hij zoo zorglijk ziet:
is 't droefheid, liefde die hem drukt,
of heeft hem iets verongelukt?
Moeder
Zijne eigen' bate en zocht hij nooit,
maar eindloos heeft hij goed gestrooid
op Kortrijk en Gods wereld heel:
hij zocht en vond het beste deel!
Kind
o Moeder, waarom weent gij dan,
wanneer gij ziet zoo braven man
daar staan, die, zegt gij, vroomgezind,
het menschdom heeft zoo zeer bemind?
Moeder
Bemind, o ja, gediend heeft hij
het menschdom, meer als wie dat 't zij;
want, zonder hem, o wonder groot,
waar't gij en ware uw' Moeder dood!
Kind
o Moeder, weent dan niet, en groet
dien man met mij, die, vroom en goed,
ons 't leven gaf, naast God, weêrom:
heet, Moeder, heet hem willekom!
| |
[pagina 249]
| |
Allen
Bazuint alom en roept eenpaar,
o Kortrijks volk: De dag is daar,
die lang verbeid
die lang bereid,
eerst Jan Palfyn heeft dank gezeid!
o Vlaamsche man, God loont alreê
uw edel hert, dat 't moederwee
kwam troosten; dat, de wereld rond,
voor wanhoop, hope en liefde vond!
Hij leve, hij die 't leven schank
aan duizenden: hij leve lang;
in 't beeld alleen niet, dat daar throont,
maar daar waar 't Leven zelv' hem loont!
Guido Gezelle
Kortrijk den 10sten Meie 1889. |
|