‘Wij wenschen dus,’ zoo besluit Leeraar De Lepeleer, ‘dat men in onze dichterscholen den tijd aan Boileau's Art poétique gewijd, zou beperken tot een paar uren op het einde van 't jaar; en dat men, van in het begin, en het gansche jaar door, onze jonge lieden het echt Vlaamsche voedsel late smaken en herkauwen van Vondels Aanleidinge ter Nederduitsche Dichtkunst.
DE achtbare Heer D. Claes, leeraar te Namen, heeft over eenige dagen, in 's Konings Vlaamsche Taalkamer, eenen schoonen opstel afgelezen, die voor hoofdinge draagt: Eenige volksuitdrukkingen verdedigd en aanbevolen, en die overgedrukt staat in verslagen en mededeelingen, 1890, bldz. 128-150.
Daarin krijgt het Idioticon van Schuermans, De Bo, Tuerlinkx en Joos, benevens Loquela van Heer ende Meester Guido Gezelle, eene hoogstvereerende meldinge.
‘Onder alle koren’ zoo luidt het verder, ‘is kaf voorzeker, en er worden vele uitdrukkingen geboekt, welke door 't onwetend volk uit overijling in plaats van de juiste en algemeen geldige worden gebruikt; doch daar zijn er ook eene menigte, welke door oudere schrijvers gebezigd, en onder 't volk voortlevende, in de woordenboeken of niet gemeld of als verouderd worden veroordeeld; andere in vroegere tijden niet bestaande, maar ter gelegenheid van moderne toestanden of uitvindingen door de “spraakmakende gemeent” in het leven geroepen, worden evenmin officieel erkend, maar zien hunne plaatsen ingenomen door bastaardwoorden of lamme omschrijvingen. Het wordt dus tijd dat de Academie haar voornemen ten uitvoer brenge en tot de wettige inburgering of herinburgering besluite van die groote menigte verstootelingen.’
‘HOE zeer ik wensche dat de verdeeldheden, waarvan ik spreek, en die zooveel kwaad aan de taal doen, aldra mogen ophouden, zoo ben ik echter geen voorstaander van eene volstrekte eenparigheid, dat is te zeggen van zoodanig eene als waardoor men de eigenaardige spreekwijzen van deze en gene provincien van ons vaderland zou willen onderdrukken, en b.v. niet meer zou willen gedoogen dat men zoowel peerd als paard, weerd als waard, konst als kunst, worm als wurm, ik en zal als ik zal niet schrijve Dit ware de taal hare vrije beweging ontnemen.’
Zoo sprak Vader Willems, zaliger, in zijnen opstel ‘Over de geschilpunten ten aanzien van het schrijven onzer taal’ die overgedrukt staat in Belgisch Museum II.