't Oordeel
TEN tijde dat er meer handel en nijverheid in de stad Brugge was als nu, en dat alle ambachten in beweginge en voorspoed waren, was 't het gebruik, gelijk nu ook nog hier en daar onder sommige ambachtslieden, van 's Maandags ten vieren het werk te staken. De werklieden trokken dan de stadspoorten uit, en ze gingen hier of daar gaan bollen, met de kaarte spelen en zoo al, om hunnen Maandag te vieren.
Sommige lieden van de zelfste neringe plochten vele onder malkander uit te gaan en gezamentlijk hun verzet te genieten.
Zoo was het dat de wevers de gewoonte hadden van de Dampoorte uit, over ‘'t Fort Lapin,’ dan achter den Coolkerkschen steenweg naar ‘Den Duitsch’ te trekken, of naar ‘Het Zwaantje,’ om daar hunnen Maandag te slijten.
Een deel huizen daaromtrent heeten nog ‘Den Duitsch,’ ten dage van heden.
Alswanneer onze wevers nu iederen Maandag de poorte uit gingen, zoo en konden zij nooit door de Wulpenstrate - zij paalt aan den Kom en aan 't Fort Lapin - zonder van iedereen wel bezien en doorkeken te zijn; immers de gebuurs hadden het gebruik van op dien dag voor hunne deure te zitten kouten en klappen over eens en anders; en overmits de wevers door onze Wulpenstratenaars beklapt en geoordeeld wierden, zoo kreeg de strate weldra den bijname van ‘'t Oordeel.’
En alswanneer onze wevers den Maandag poortewaards uit wilden, dan placht men onder hen te zeggen: ‘Ja, wij moeten nog eens door 't Oordeel.’