Indiaansche Thee
IK wone in het land van den thee. Overal, en zoo verre als mijne oogen dragen kunnen, is het al thee dat ik zie: thee in het diepste van de dalen, thee op de hellingen, ja tot boven op de kruine van de bergen.
De lekkerste thee van de wereld is hier te krijgen, voor nen appel en een ei.
En weet gij wat thee is?
Het theeboomke en is niet hooger als een stekelbeeshut. Het maakt eenen dikken struik, die rondom bedekt is met bladtjes die niet slecht op lauwrierbladeren en trekken, 't en zij dat ze wat minder zijn. De Hindoes plukken van dat boomke de jeugdige frischgroene bladtjes, droogen ze, brijzelen ze in kleene endekes, en dat is die wondere thee, die in Vlaanderen wel gekend is, maar op verre na zoo vele niet gedronken en wordt als in andere landen. Engelschen, Franschen en andere planters bezitten hier geheele velden thee, zoodanig dat menigvuldige werklieden jaar uit jaar in bezig zijn met thee te plukken.
Ge moet weten, hier in Indiën zijn er weinig of geene boomen die 's winters hunne bladeren verliezen; al de boomen staan eeuwig groene. Zoo, effenaan dat er een bladtje afgetrokken wordt, schiet er een ander in de plekke, en dat bladtje, als 't donkergroene is, kan wederom geplukt worden.
Ondertusschen groeit het boomken immer voort.
C.B.