iterat, tertiat, seminat et occat per liras et versuras: dan voortdrijvende, en met de prikkel amporrende, ploegt (de mest) onder, herhaelt ten tweeden, en ten derden mael, saeyt, en egget langs het verheven, tusschen de voren en de ronde omkeeren (eyndelslagen) der voren.’
Dus is hier ook het woord eindelslag, endelslag(versura), met den zin die bij De Bo, onder vooreinde - veurende, beschreven staat.
Endel is finalis, terminalis, ultimus te zeggen, en het behoort bij een heele reke woorden die op -el uitgaan, en die eene hoedanigheid beteekenen, zooals begrijpel, behagel, brokel, dertel, edel, enkel, euvel, goeddunkel, ijdel, korzel, kostel, kregel, krepel, krijgel, kwekel, luttel, merkel, mijdel, nieuwvingel, nuttel, onnoozel, ooddwongel, onverzadel, schamel, vermetel, verstandel, verwijtel, verzuimel, wankel, wantrouwel, wepel.
Ja maar, in 't oud Friesch bestaat er een woord entel, dat, zeggens J. Halbertsma, in zijn Lexicon Frisicum, fimus, stercus, mest, drek beteekent. Kiliaen heeft dat woord in zijn Etymologicum als oud Friesch opgenomen, en hij brengt het te passe om het woord endeldarm uit te leggen. ‘Endeldarm, enteldarm’ zegt hij. Ja, Halbertsma verbetert dat nog met erbij te voegen: ‘(Stercorarium intestinum) intestinum rectum.’
Geen wonder dat Domine Weiland getwijfeld heeft, bij zulk een gewichtig vraagstuk, en dat hij niet en durft beslissen tusschen intestinum finale en intestinum stercorarium.
‘Mij dunkt dat de eerste opvatting,’ te weten endel d.i. finalis te zeggen, ‘de ware is,’ zegt Doctor de Jager, die bij Jonctijs het woord endel met den overheffenden uitbouw -st, te weten endelst gevonden heeft. Jonctijs zegt namentlijk, in zijn Tooneel der Jaloersheid, I. 600: ‘De Beotiers, een volk op d'endelste grenzen van Griekken.’
Daniel Jonctijs, van Dort of Dordrecht, leefde van 1600 tot 1654.
In ons land wierd dat schoon woord endelst nog gebruikt in 1727, te weten door A. Snel, in zijne verta-