in de Taalkamer, hierin met hem van gedacht verschillen, en meenen dat photograaf, photographie, telegraaf, telegram of depêche, telephoon en dergelijke benamingen zoodanig uitheemsch en ondietsch klinken dat ze in onze tale teenemaal onherdelijk zijn. Het dunkt ons dat woorden als lichtprenter, lichtprente, schrijfdraad, draadmare, spreekdraad, die reeds sedert merkelijken tijd in de geschrevene, ja zelfs in de gesprokene tale gebezigd worden, nauwkeurig en klaar genoeg het wezen der zake verbeelden en aan het volk zijn verstand brengen, om ons de eerste voor goed in den doodboek te doen laten.
Ten anderen, het ware moeilijk werk, wilde iemand bepalen hoe vaste een vreemd woord in de tale moet zitten om daar niet meer uitkrijgelijk te zijn.
Statie bij voorbeeld, of, zoo de Nederlanders zeggen, station, dat zoo mond- en boekvaste scheen, is gedurig bezig met wijken voor het schoon en eigen dietsch woord spoorhuis. Statieoverste of stationschef, is 't te hopen, zullen welhaast het zelfste doen en plaatse maken voor spoorhuismeester. Toen zal een onderstatieoverste (!) boven de deure zijner ambtkamer ten spoorhuize, ‘2de spoorhuismeester’ zien geschilderd staan, ofwel ‘3de spoorhuismeester,’ daar 't nood doet.
Hetgene Kramers hof van assises, hof van lijfstraffelijke rechtszitting heet, te weten het gerecht daar de gezworenen als rechters zetelen, dat noemt men sedert eenigen tijd, kort en goed, het eedgerecht.
Menigeen schrijft en zegt nu, met een oud en nog levend woord: het berek, de berekkers, en laat commissiën en comiteiten hunner veerden gaan.
Het woord normale scholen voor onderwijzers, onderwijzeressen en leeraars wordt allengerhand vervangen door onderwijzerscholen, onderwijzeressenscholen, leeraarscholen. En 't is wel besteed.
Als het prachtig zeggen ‘zijne Hoogmogendheid de Koning’ dat wij verleden jaar voor de eerste maal in een schrijven van Dr Guido Gezelle vernamen, wat meer zal gekend zijn, dan zullen het de Vlamingen ongetwijfeld, eerst te boeke en welhaast ook te monde, geerne bezigen,