nachte, en zingen, en kadrollen, en meeuwen, en blazen, dat het een leute, of liever eene onleute is, voor die ze hooren moet en niet rusten en kan.
't Is toen dat de katten niet te koorde, maar te choore gaan; en ja, men zegt dat om beeldelijk te bedieden dat er ievers geweldig gekabeeld, gekeven, geroepen, getierd en gescholden wordt.
De katten en staan immers niet als koordedansers, maar al te wel als speellieden bij nachte bekend.
‘'t En is maar e gapen en e gieten.’
Die spreuke komt dikwijls te passe daar 't erop aankomt te kennen te geven dat een dingen gemakkelijk is, en zonder veel tijd of moeite kan gedaan worden.
Gapen en gieten, bezonderlijk gapen en der niet neffens gieten, dat en is al zoo gemakkelijk niet!
De ware spreuke luidt, bij De Bo, Idioticon, bl. 374:
‘'t En is maar e gapen en e giepen.’
Giepen, anders gijpen, bediedt den mond opendoen, gapen om asem te halen, verasemen; dat trouwens aldergemakkelijkst is en dat men schier van 's zelfs doet, ja tot bij nachte toe, als men slaapt.
Om andermaal van gapen te spreken: ‘Ik geve u de volle mate,
gegapt en geduwd,’
ofwel:
‘gegapt en geduid.’
Dat zeggen veel misverstandige Vlamingen, in steê van:
‘gehoopt en geduwd.’
De volle mate opgehoopt, en dien overvollen hoop dan neêr en ingeduwd, dat en is niet schroomig, karig of zuinig gemeten, doet het?
Ja maar, gehoopt spreekt men doorgaans g'hopt, en te Kortrijk g'hapt uit. Dat heeft menig man verkeerd aan een werkwoord *gappen doen denken, waarvan 't verleden deelwoord *gegapt zou zijn. Van daar komt nu de misverstandeling ‘gegapt en geduwd.’