Vier tapijtwerken in de Potterie te Brugge
1. TAPIJTWERK van één meter in de hoogte en twee meters in de breedte, geheel en gansch in wolle verwrocht.
In 't midden, op eenen rijk versierden troon, zit de Allerheiligste Maagd Maria. Rechts staat Sint Jan de Dooper met het lam in zijne armen, slinks Sint Jan de Evangelist, met den kelk in zijne rechtere hand. Aan iederen kant van den troon, hangt een schild met het teeken, dat waarschijnlijk het teeken is der kooplieden.
De troon staat in eenen hof met muren omsloten en buiten den hof ziet men het open veld.
De kanten bestaan uit twee schoone pilaren waar eene allerschoonste kroonlijste van boven op komt rusten.
De teekeninge van dit tapijtwerk is door eenen Vlaming gemaakt, die nochtans reeds onder den invloed van de Italiaansche schole was. De aangezichten zijn gemeen, maar het werk in zijn geheel is wonderlijk samengesteld; de troon, de pilaren en de andere onderwerpen die tot versieringe dienen, herinneren Lanceloot Blondeel, die leefde in 1530, tijdstip waarop die teekeninge moet gemaakt zijn.
2. Vlaamsch tapijtwerk van wolle en zijde.
In 't midden, de stal van Bethlehem en er boven op de sterre van Driekoningendag. De H. Maagd en Sint Joseph knielen voor de kribbe, waarin het kind Jesus ligt, en die omringd is van menigvuldige engelen.
Onder de bescherminge van hunne patroonessen, Sinte Kathelijne en Sinte Barbara, knielen de gevers op den voorgrond.
De achtergrond verbeeldt een landgezicht, waar men verscheidene versterkte casteelen in ziet.
De lijste rond dat schoon tafereel is gemaakt van blommen die te zamen gevlochten zijn met linten van alle verwen.
De teekeninge naar dewelke dat tapijt gemaakt is, was van de Brugsche teekenschole der jaren 1400.