haalde namen voortkomen van latere Jerusalemvaarders of pelgrims, die, stamgenooten in den Libanon vindende, aldaar gebleven zijn.
Deze aanhalingen steunen op het eigenmondig zeggen van mijn hoogweerden Heer Zouain, hulpbisschop van dat geweste, die verleden jaar de omstreken van Kortrijk bezocht heeft.
Zijne Hoogweerdigheid, die een vlaamsch en geen oostersch uitzien en voorkomen heeft, hield staan dat zijn eigen name vlaamsch en geen araabsch en was. Mijne voorouders waren christenen, zei hij, en wierden van de Mahumedanen deswegen in 't araabsch met een woord gescholden, dat onze lieden door Zouain, Zwain, Zwijn vertaald hebben. Alzoo ben ik aan mijnen name gekomen.
De hoogweerdige bisschop vertelde dat hij lange die wondere eigenaardigheden van zijn volk overwogen had, zonder ze te kunnen uitleggen; maar nu, voegde hij er bij, dat ik het vlaamsche volk van dichte gezien heb, schijnt mij alles verstaanbaar en klaar, en dat geslachte onzer bergen komt wonderwel overeen met het volk hier te lande.
In de gedenkboeken van Sint Baselis capelle, die men heet ten heiligen Bloede, te Brugge, bewaart men het handschrift van eenen anderen Syrischen bisschop, die op berg Libanon vernomen had, zei hij, hoe men daar eertijds eenen grave van Vlanderen hadde willen koning maken en hoe die grave, liever als koning te zijn, met den kostelijken schat van 't heilig Bloed weêrom naar zijn graafschap en naar Vlanderen was gekeerd.
Wie zou er zoo verre gaan zoeken hebben, niet waar, om Vlamingen te vinden? Dat volk dat ginder zoo verschillende is van de bergbewoners der omstreken; van eender sibbe en zede met onze bevolkinge, moet ongetwijfeld voortspruiten uit vlaamsche ouders, die ten tijde van de kruisvaarden of later aldaar achtergebleven zijn.
En kan Riffoen het zelfste niet zijn als Griffoen, en zou dat dorp zijnen name niet verkregen hebben van den geleerden en heiligen patriarch Griffoen, onzen vlaamschen stamgenoot?