Mingelmaren
DEKEN De Bo zaliger zag even zoo geren de blommen die daar omhooge, in de onmeetbare velden des hemels, als die hier beneden op de groene vlakten des aardrijks bloeien. 't Is geweten dat hij, tot Thielt zijnde, somtijds ging de sterren en de sterrebeelden des hemels bezien en bewonderen. ‘De Bo gaat naar de sterren gaan kijken, met de lanteerne,’ zeiden zijne bankgenooten. Ja, en hij droeg inderdaad een lichtvat meê, niet om in de donkere diepten des hemels, maar om tusschen huizen en hagen, om op de hemelkaarte van Quetelet zijnen weg te vinden. ‘Dat is toch jammer,’ zei hij toen, ‘dat dat altemale moet vergaan!’
ZES maagdekes droegen elk eenen lauwriertak (prunus laurocerasus), zes maagdekes elk eene brandende flambeeuwe, en nog zes maagdekes de kiste, die versierd was met den witten peldere, met een wit kroontjen aan 't hoofd, twee witte lelietakken aan de voeten en in 't midden den gordel en 't beêsnoer of den paternoster van de overledene. Binst het uitveerd noch offrandekeersen, noch beeldekes; men ging om charitate voor den armen en men zei: God zal 't u loon'n.
Als, onder de terra plasmasti me, de vochtige wintereerde op de kiste gebuischt hadde, zoo kwamen de zes maagdekes die lauwriertakken droegen, en ze lieten, een voor een, elk zijnen tak op de kiste vallen, in den diepen kerkeput.
Dat was tot Moorseele in Vlanderen, en men begroef er eene gewijlde kloostermaagd.
ALS er bij de Uraons, een wilden stam van Tsjota-Nagpoer in Indiën, iemand van eenen razenden hond gebeten is, weet gij wat men doet?
De hond wordt gevangen en rechtuit gedood; de lever wordt uitgehaald en verdeeld, en al wie gebeten wierd eet er een levende versch, rookende stuk van.
Dan en is er niet het minste gevaar meer, zeggen zij. Zoo schrijft een vlaamsche zendeling, de E.P. Haghenbeek, S.J., die bij de Uraons werkende is.
Hij zelve heeft dat zien gebeuren binst de Lentemaand van het loopende jaar. Op den 3 in Bâmesse, waren de wonden gansch genezen en de zes gebetenen waren gave en gezond. De inboorlingen verzekeren zelfs dat een mensch die reeds razende is, op die wijze onmiddellijk zou genezen zijn.