houdt zijnen grond in pachte, van den Rajah of den koning dier streke.
Nabij die sterkte kan men de puinhoopen zien van eene prachtige katholijke kerke; en verschillige zeer oude zerken zijn, tot op den dag van heden, schier ongeschonden bewaard.
Zoo nu, 't was op den 1 in Wiedmaand, 't jaar 1878.
't Geruchte liep in de streke dat het graf van den ‘Valia Capitan,’ van den Grooten Veldheer, op zijn vlaamsch gezeid, wonderen deed te Odigarey. In eenigen tijd wordt de sterkte bestormd van duizenden en duizenden, zoo Christenen als Heidenen; van twintig, dertig, ja van vijftig mijlen verre komen bedevaarders toe, om het graf te vereeren met allerhande giften: eetwaren, olie en geld bij de macht. De schamele menschen die al die geschenken wegplunderden zullen er veertien dagen meê geleefd hebben en weeldig geweest. Een Heidenschen Chetti of priester, die half blind was, zagen de lieden zijnen gouden bril op het graf leggen, omdat hij van zijn oogzeer meende genezen te zijn.
Maar, op de wereld van God, hoore ik u vragen, wat was er toch gebeurd bij dat graf en bij die verwoeste katholijke kerke van Odigarey?
Ge zult gaan hooren!
Een koeiwachter, die zijne beesten op de puinen van de kerke wachtte, stampte onvoorziens op den zerk van den ‘Valia Capitan’ en het docht hem dat hij eene onbekende stemme vernam, die hem kennelijk scheen te berispen, omdeswille dat hij de woonste der dooden onteerd hadde.
't Was effen dag op dag honderd jaar leên dat de ‘Valia Capitan’ overleden was; hij stierf immers op den 1 in Wiedmaand 1778, en het was uit zijn graf, ja, uit het graf van den Grooten Veldheer, dat de knaap beweerde de verwijtende stemme gehoord te hebben.
De mare van het zoogezeide wonder, liep rond en kwam aan de ooren van den toenmaligen kroonverbeider - die nu reeds als Rajah van Travancore gestorven is - en hij ook kwam bedevaarden naar het graf.