Bible in duytsche (Delftse bijbel 1477)

§ Ca .xxij

1

ENde die woonres van iherusalem setten ochoziam sijnen minsten soon coninc voer hem. Want die moorders van arabien die ghecomen waren in die scaren. hadden ghedoot alle die ouste broederen die voer hem waren. Ende ochozias een soon ioram des conincs iuda heeft gheregneert.

2

Twe ende veertich iaer was ochozias out doe hij beghan te regneeren: ende regneerde een iaer in iherusalem: ende die naem sijns moeders was athalia een dochter amri

3

Mer hi is oec in geghaen doer die weghen des huys achab. Want sijn moeder dwang hem. dat hi quaet soude doen.

4

Hier om heeft hij quaet ghedaen int aenscijn des heren als thuys achab. Want sij waren sijn raedslude na den doot sijns vaders tot sijnre verderfenisse:

5

ende hi wanderde na horen raden. Ende reisde mit ioram den soon achab een coninc van israhel inden stride teghen azahel den coninc van syrien in ramoth galaad: ende die van syrien wonden ioram.

6

Die weder ghekeert is dat hij soude weder ghenesen in iesrahel. Want hij hadde veel wonden

[p. *66]

ontfanghen inden voerseiden strijt. Hier om ochozias een soon ioram ende coninc van iuda is neder gheclommen om te vanden ioram den soon achab die siec was in iesrahel.

7

Want het was die wille gods teghen ochoziam. dat hij soude comen tot ioram. Ende doe hij ghecomen was ende wtghinc mit hem teghen iehu een soon namsi dien die heer ghesalft had dat hij wtdoen soude dat huys achab:

8

ende doe iehu soude omkeren dat huys achab heeft hij gheuonden die princen van iuda ende die sonen der broederen ochozie die hem dienden. ende hi heeftse doot gheslaghen.

9

Ende hij soukende ochoziam heeft hem ghegrepen sculende in samarien ende toegheleet tot hem heeft hem ghedoot: ende hebben hem ghegrauen want hij een soon was iosaphat: die den heer sochte in al sijnre herten. Ende voert aen en was gheen hoop: dat iemant vanden gheslachte ochozie regneeren soude.

10

Hier om sijn moeder athalia siende dat hoer soon doot was: is op gestaen ende heeft ghedoot al tconinclike gheslacht des huys ioram.

11

Mer iosabeth des conincs dochter heeft ghenomen ioas den soon ochozie. ende heeft hem ghestolen van den middel der sonen des conincs doe hij ghedoot soude werden: ende heeft hem ghehudet mit sijnre voetster in een slaepcamer Ende iosabeth die hem hude. was een dochter des conincs ioram. een wijf ioiade des biscops ende een suster ochozie: ende daer en dode hem niet athalia.

12

Ende hij was verholen mit hem inden huys gods ses iaren: in welken athalia regneerde op der aerden.