hebben zoowel voor de vastheid van het nederlandsch letterkundig oordeel als voor de samenhang tusschen een groot aantal tijdgenooten. Niet zoozeer strijdlust was toen noodig als een vereenigende, zelfs verzoenende gezindheid die de naar alle zijden uit elkaar gestovenen tezamenbracht en de goede werkingen van onze jeugdbeweging bevestigde en voortzette. Maar in 1905, toen juist tengevolge van deze noodzakelijke tempering en uitbreiding de poëzie gevaar liep verstikt te worden door het maatschappelijk geworden proza, diende de strengste afscheiding in De Beweging om de dichterlijke elementen bijeen te houden en te versterken. Een geslacht van jongere dichters stond voor de keus zich aaneen te sluiten om hun natuurlijk middelpunt, of wel in vruchtelooze verwarring, weerstrijdigheid en verbizondering elk zijn eigen weg te gaan. Zij kozen het eerste en het bestaansrecht van De Beweging was bewezen door die saamwerking. Tot het laatst toe heeft zich dit verband gehandhaafd, en wanneer er nu nog een reden zou zijn ons tijdschrift voorttezetten, dan ligt ze in de eensgezindheid van die jongere dichters die er hun orgaan in zien.
Wie mijn opstellen in De Beweging, vooral mijn Boeken, Menschen en Stroomingen gelezen heeft, zal moeten toegeven dat ik getracht heb, ten eerste het dichterschap, in zijn meest verschillende uitingen, en op velerlei gebied, de plaats te verschaffen waarop het aanspraak heeft, ten tweede een jonger geslacht bewust te maken van zichzelf.
De eene taak zoowel als de andere is afgeloopen.
Heb ik dus persoonlijk geen reden de ongunst van het lot te beklagen die een verder verschijnen van het tijdschrift onmogelijk maakt, toch betreur ik niet alleen de vermoedelijke vermindering van mijn verkeer met medewerkers en lezers, maar ook het ophouden van een uitgaaf die dichters, kunstenaars en geleerden bijeenbracht in een gemeenschap van smaak en denkbeelden.
Niet dat er een maandschrift minder dan vroeger zal zijn, bedroeft me, maar dat er na het verdwijnen van De Beweging geen enkel algemeen tijdschrift in Nederland zijn zal dat de uiting is van zulk een gemeenschap.
Maandschriften bestaan ten onzent terwille van schrijvers