De Beweging. Jaargang 15(1919)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 296] [p. 296] Twee gedichten Door Nine van der Schaaf Ziel die verweven ligt In alle leven, Rijst als een lijflijk gebaar, Als in de avond de zon Valt van zijn kim en een vogel Scheert langs verlaten hemel. Na de geweldige klank Van de lichtstroomende zon, Na de uitbundige aardsche koren De een-stemmige liederen stijgen, 't Woord van de ziel in de stilte. Die fluistert zijn avondgebed, Heft zich op witte vleugels Boven de breede dampen Die nog de gloed bewaren. ‘Als deze aarde verbloedt Geef mij een witte aarde Die te bestijgen. [pagina 297] [p. 297] In en uitgaande Van dood naar leven, Leven naar dood, Zie ik een volk dat dichter bij sterren-geheimnis, In fierst geluk vredige en vruchtbare planeet bewoont, Door alle stormen heen laat mij die kust bereiken. Een voor een rijzen daar bloemen uit witte liefde Die ik bemin en dieren die elkander niet verdelgen.’ Sage (Schilderij van Gust. v.d. Wall Perné) Uw sage is in mijn hart, ik zag diezelfde boomen, Die verre kust, want met uw scheepjes ben ik meegevaren, Wij vreemde scheepslui kwamen met verborgen vracht. De groote zee kon 't met zijn lied niet duiden, Zoo groot verwachting in het hart der vaarders, Terwijl de machtige wind de zeilelapjes bolde. De stuurlui droomden en zij stuurden recht Door storm door stilte naar dat onbekende, En eenmaal lag het land, het droomland daar: Een schrale kust, wondere boomenverhalen, 't schorre Zand, in golf verstild, lag voor 't betreden reê, En 't lied der zee brak en de wolken stegen stom, Breed-machtig, hulploos in hun woest gebaren, Zonnevlam sloeg spleet van geel in 't golvend grauw. Nog voeren scheepjes, drie, heel fier en klein, De stuurlui hielden 't roer, de vreemde kust kwam bij, De ziel der vaarders trok de wondere boomen over. Vorige Volgende