van schrijven eigen en is hij er in geslaagd in Henriëtte Baukema iemand te vinden, die zijn liedjes en dansen met alleraardigste silhouetten heeft weten te versieren!
Inderdaad, een dergelike veelzijdige eenheid is vooral op het gebied van het volkslied een zeldzame gave. De liederen, d.w.z. de texten op zichzelf brengen niet zo veel nieuws. De meesten zijn elders ook al opgetekend, hetzij in een afwijkende, hetzij in gelijke lezing. Om die verschillende lezingen, waarvan hij de oorsprong en overblijfselen vaak tot in oude tijden en andere landen naspoort, maar bovenal om de melodieën is het Jaap Kunst te doen. En hoe weinig is er, juist op het gebied van de volkszang nog onderzocht!
De aantekeningen bij ieder lied, zowel wat woorden als zangwijze aangaat, zijn grondig en verwijzen de belangstellende snuffelaar naar de beste literatuur op dat gebied. Het weglaten van sommige strofen met het oog op ‘de huiskamer’ is in die lange verhalende liederen, die toch nooit in hun geheel gezongen worden, volstrekt niet hinderlik. De muzikale bewerking is eenvoudig en de bijeengebrachte liederen zijn karakteristieke voorbeelden van hun soort.
Alleen lijkt het mij, dat de op zich zelf zo geslaagde silhouetten niet overal precies aansluiten bij de gegeven text. Men glimlacht, als men bij de woorden van het meisje, dat over haar ontrouwe minnaar spreekt:
‘Zoo hoop ik dat God zijn leidsman mag zijn
Met alle meisjes die bij hem zijn,’
die heer ziet afgebeeld, kruipende op handen en knieën, als rijdier van een aantal kleine meisjes. Deze allerbeminnelikst naïve interpretatie werd toch niet door ‘de huiskamer’ geboden? Evenmin hoort bij:
Dacht je, dat ik die zizazeven
Zevensprong niet dansen kon?
een touwtjespringend groepje kinderen.
Waar de beschrijving van de overal bekende zevensprong er bij gegeven is, komt het me waarschijnlik voor, dat juffrouw Baukema, toen zij de prentjes tekende, niet van de volledige