| |
| |
| |
Socialistisch-nationalisme Door Is. P. De Vooys
De menschheid heeft in de eeuw tusschen de Napoleontische oorlogen en de wereldkrijg van thans geleefd in de verwachting van een vrijheid, die niet alleen politiek maar ook sociaal zou zijn. Van de drie leden der revolutie-leuze moesten naast vrijheid de gelijkheid en broederschap zoover doorgevoerd worden, dat ook de banden van de armoede en de loonslavernij zouden breken.
De vormen waarin dat verwezenlijkt kon worden waren vaag. Een socialistische maatschappij was wel in min of meer gedetailleerde trekken uit te denken, maar twee dingen bleven ontbreken. Allereerst teekende zich in de stroom der waarneembare maatschappelijke vervormingen geen afschijn der zoo diep gevoelde gemeenschapsverwachting. Integendeel zag ieder het kapitalisme uitgroeien over het terrein der oude wereld en voortwoekeren naar koloniale landen, tot een stelsel ontstond, dat de naam imperialisme verwierf, en den gruwelijksten van alle oorlogen ontketende.
Daarnaast mislukte elke poging om aan te geven door welke middelen en langs welke wegen de tegenwoordige maatschappij in de socialistische zou kunnen overgaan.
Eenerzijds was men tevreden met de stelling dat na een sociale revolutie die de maatschappelijke orde vernietigt, van zelf de socialistische orde zal ontstaan; eene stelling die onhoudbaar is omdat aldus wel een ekonomische achteruitgang te bereiken is, nooit een voor 't onderhoud en de verhoogde welvaart der toenemende menigten noodzakelijke vermeerdering der voortbrenging.
| |
| |
Anderzijds beperkte zich eene poging tot het trekken der hoofdlijnen voor een principieele maar practische socialistische politiek tot het opstellen van zoodanige eng-omgrensde sociale hervormingen, dat deze zich aan de bestaande maatschappelijke orde laten aanpassen.
Het negentiende eeuwsche socialisme heeft de diepere beteekenis hiervan, dat is van 't ontbreken der sociale gemeenschapsvormen èn in den groei der ekonomische verschijnselen èn in de dagpractijk der politiek wel ondervonden, maar kon er zich toch overheen zetten. Ondervonden, omdat het onbeperkte vertrouwen in de gevolgen eener revolutie, gesterkt door de afkeer van kleine maatregelen, een linksche vleugel; en daarentegen de practische zin, die zich tegen revolutionnair gebazel en opruien verzette, en die in maatschappelijk werk en in maatschappelijke erkenning bevrediging vond, een rechtsche vleugel schiep. Die twee vleugels van één leger waren maar al te dikwijls geneigd zich van elkaar af te scheiden en deden onderling sterk afwijkende gevoelens ontstaan.
Het socialisme zette zich daar overheen doordat het is opgegaan in de machtsvorming. Proletariërs, vereenigt u! Dat was niet alleen middel, het was doel geworden. Den revolutionairen was het naar den zin omdat vanzelfsprekend een omwenteling zonder macht ondenkbaar is; de reformisten ondervonden dag aan dag het groote nut van een dergelijke machtsvorming in de demokratische staten.
Marx' leuze, die het socialisme volledig zou gaan beheerschen, bevatte echter nog iets meer. De oproep ging namelijk tot de proletariërs van alle landen.
Een internationale, een wereldmacht moest gevormd worden. Achter deze bedoeling stond het inzicht dat de gewenschte socialistische maatschappij niet te verwezenlijken is dan internationaal, dat is over de geheele wereld. Plaatselijke, nationale socialistische staten lagen buiten de gedachtensfeer. Wanneer al aangenomen werd, dat toch ergens de socialistische maatschappij het eerst moest ontstaan, sprak het van zelf dat deze zich onmiddellijk over alle andere landen zou uitbreiden. Of, zoo dit mislukte, ook weer moest worden opgegeven.
De linksche, revolutionaire, vleugel der socialisten kon dit soort.
| |
| |
internationalisme zuiver bewaren. Het beteekende slechts de solidariteit der socialistisch revolutionairen over de geheele wereld. Het had niets te maken met het algemeen-menschelijke internationalisme, dat berust op de volledige gemeenschap van de geestelijke wereldwaarden, nòch ook met het juridisch-politieke internatiolisme dat naar de omschrijving en naar de erkenning van een wereld-recht streeft, nòch eindelijk met het commercieele internationalisme dat aan den wereldhandel de grootst mogelijke vrijheid wil verschaffen.
De rechtsche, reformistische, socialisten hebben de gevormde proletariërs-macht allereerst nationaal moeten toepassen. Algemeener gezegd: binnen de grenzen van den staat, en zelfs binnen de grenzen van gewest of gemeente. Dat vereischte eene aanpassing aan nationale verhoudingen, gewoonten en gevoelens. Het naar buiten treden van de gevolgen dezer aanpassing kon wel onderdrukt worden, maar het nationalisme moest onvermijdelijk voor het socialisme worden tot dat, wat het in zijn wezen is: de typische, de werkelijk levende vorm van een ongedwongen groeiende gemeenschap. Ten eenen of ten anderen tijd moest dit blijken. Dat het door den wereldoorlog zóo plotseling en onverwacht zich toonde, is geen omkeer geweest. Het verschijnsel dat groot opzien wekte, was slechts te wijten, eenerzijds aan het door valsche schaamte onderdrukken van het levende nationalisme, anderzijds aan de geweldige schok, die in Augustus 1914 alle overwicht van sleurgedachten over de levende gevoelens verbrak.
De rechtsche socialistische vleugel is in zijn wezen nationaal geworden, maar wil het internationalistisch karakter toch niet graag opgeven. Principieele, historische en - tegenover de linksche radikalen - ook taktische redenen, drijven de reformisten er toe om onder het internationalisme te doen verstaan den oorlog te bestrijden; en voor een volkenbond met vrijen wereldhandel op te komen. De ‘vereenigde-proletariërs van alle landen’ zien zij als de samenwerking van nationale socialistische partijen, op gelijke wijze zooals staten zullen behooren samen te gaan voor internationale regelingen, op periodieke congressen.
Het is van groote beteekenis dat dit scherp gezien, en als juist erkend wordt.
| |
| |
Dit soort internationalisme, hoe menschelijk en hoe zeer waard om verlangd en bevorderd te worden, is niet meer typisch socialistisch. Men kan zich, b.v. onder Duitsche sociaal-demokraten, zelfs de vraag stellen of het wel strookt met een nationaal socialisme. Juist omdat dit nationale socialisme tot een nieuw en hoogst ernstig probleem geworden is, en wel een probleem van onmiddellijke en practische politiek, is het noodzakelijk alle schijn te vermijden en zonder zich te laten afleiden door bijwegen, recht op het doel af te gaan. Dat doel is het probleem scherp te stellen en te onderzoeken, inplaats van het door overigens gerechtvaardigde internationalistische wenschen te verdoezelen.
Wereldrecht, volkenbond en vrijhandel, die toekomstige oorlogen overbodig of onmogelijk zullen maken, zijn op zich zelf belangrijke onderwerpen die alle aandacht, ook van socialisten verdienen; zij hebben echter geen werkelijk aandeel aan den nieuwen vorm van het nationalisme, waarin politieke met sociale vrijheid zal moeten samengaan.
* * *
Niet als nationaal socialisme, maar als socialistisch nationalisme is het groote tijdsprobleem aan te duiden. Want het kenmerkende is niet dat een uit het verleden stammend socialisme langzamerhand nationale gevoelens toont en tot ontwikkeling brengt. Neen het kenmerkende is dat nationale gemeenschappen gedwongen zullen worden zich te socialiseeren.
Waarom meen ik dat dit inderdaad zoo is? Alvorens dit uiteen te zetten wil ik eerst duidelijk uitspreken dat de gedachte eener socialistische maatschappij die zich over de geheele wereld zou uitstrekken, en die door een krachtig gehandhaafd wereldrecht den oorlog zou hebben opgeheven, veel grootscher is dan die van een nationalen socialistischen staat.
Maar de vormen daarvan waren vroeger niet te zien, en zijn ook heden nog niet in een schemer aan 't opdagen.
Met het socialiseeren van een nationalen staat is dit wel het geval. Dat kan offers eischen, die aan vrijheidlievenden zeer zwaar vallen en die daarom de vraag zouden doen rijzen of
| |
| |
niet de oude kapitalistische wereld met haar sterke internationale stemming ver verkieslijk is boven de nieuwe wereld met gescheiden staten, al streven die innerlijk naar een socialisatie.
Met volledige handhaving van elke kritiek moeten echter dergelijke vragen onbeantwoord blijven, wanneer het doel is in de misten der tijden op te sporen wat bezig is te ontstaan. Niet logisch redeneeren, en niet ethisch bespiegelen over gedachten, maar scherp kijken naar werkelijkheden, is het doel. En dan niet naar werkelijkheden, die vroeger ontstonden en die nu afsterven of zullen verdwijnen, maar naar werkelijkheden die geboren worden en zullen groeien.
Het scheppend en organiseerend vermogen kan alleen door zulk kijken in de werkelijkheid den grond en het materiaal vinden om iets tot stand te brengen.
En de maatschappelijke krachten, zooals de arbeidersbeweging er eene, en wel de jongste en de sterkste is, kunnen alleen richting vinden voor hunne bewegende werkzaamheid, indien haar getoond wordt waar een toekomst ligt, en ook waar de weg doodloopt in krachtsverspilling en teleurstelling als gevolg van verwarrend en onjuist inzicht.
Hoewel de sociaal-demokratie in haar rechtsche vleugel nationaal geworden is, en ook zelfs in haar linker vleugel, zoodra die in een revolutie zegeviert onvermijdelijk nationaal zou moeten worden, is zij zich geenszins er van bewust, dat op haar de taak rust aan een socialistisch nationalisme levende vormen te geven. Ten minste niet bewust, dat dit een geheel andere, enorm zwaardere, taak is, dan waaraan zij ooit heeft gedacht.
Misschien heeft op dit oogenblik de Russische soviet-regeering deze taak aanvaard, en zal de toekomst ons kunnen leeren hoe daar de velerlei moeilijkheden zijn opgelost. Misschien ook zal het Russisch socialisme moeten afzien van de macht juist omdat het deze te zware taak niet weet aan te vatten.
In ons land zien wij dit verschijnsel, dat de S.D.A.P. door 't aanvaarden der militaire landsverdediging, de nationale zelfstandigheid tot grondslag voor de practische politiek kiest. Maar daarnaast ook eischt dat het land tracht in eigen behoefte te voorzien, en dat het volk de nationaal voortgebrachte goederen als
| |
| |
nationaal eigendom beschouwt en naar de behoeften der burgers verdeelt.
Ten slotte wil de S.D.A.P. voor die eisch ook de verantwoordelijkheid der regeering aanvaarden.
Hiermede is ook voor ons land scherp aangegeven wat het socialistisch-nationalisme beteekent. Toch kan ieder onmiddellijk inzien dat het geen in zijn grondslagen en gevolgen doordacht systeem is. Het is iets dat door de omstandigheden werd opgedrongen; en wel door de afsluiting van het land als gevolg van den oorlog eenerzijds, door de nood en de stijgende ontevredenheid der stedelijke bevolking anderzijds.
Daarom wordt het door de S.D.A.P. ook als tijdelijk en bijkomstig beschouwd, naast het blijvende reformistische program, waarop de partij de verkiezingen is ingegaan.
Niet ingezien wordt, dat de rollen juist omgekeerd zijn. Het program van hervormingen is uit den ouden doos en zal van zeer ondergeschikte beteekenis worden. Daarentegen zijn de kansen groot, dat - zij 't ook door een korte periode verborgen - het socialistisch-nationalisme zich - gewenscht of ongewenscht - zal opdringen en om leiding vragen.
Voor dat ik nu vervolg met aan te geven waarom ik dit verwacht, herinner ik er nog eens aan, dat het nationalisme voor mij niet beteekent het zich verheffen op eigen aard en het afgeven op dien van andere volken, maar wel het krachtig handhaven en desnoods verdedigen van de eigen gemeenschapsvormen, en daardoor ook van de vrije keuze der besturende organen.
* * *
Mijn verwachting van de groote beteekenis, die het socialistisch-nationalisme in de toekomst zal verkrijgen, berust hierop, dat ik tweeërlei dingen als noodzakelijk zie, dat wil zeggen als geboren wordende werkelijkheden, die door den wereldoorlog sneller te voorschijn komen. Tevens dat die noodzakelijkheid zich zoo sterk doet gelden dat zij een beoordeeling over 't al dan niet wenschelijke geheel en al terugdringt.
Ten eerste de versterking der oude, bestaande en machtige
| |
| |
nationale gemeenschappen, naast het ontstaan van nieuwe, wier kracht juist in hun nationalisme zal wortelen.
Ten tweede de moeilijkheden, die deze nationale gemeenschappen zullen ondervinden om zich naar buiten en naar binnen te handhaven, waardoor zij gedwongen zullen worden om zich naar buiten meer af te sluiten dan vroeger ooit het geval was, en om naar binnen door socialisatie de eenheid te versterken en de lasten der afsluiting en die welke een gevolg van den oorlog zijn, dragelijk te maken.
Die moeilijkheden zullen zich niet overal gelijk in grootte doen gevoelen, en zich bovendien ook in zeer onderscheiden vormen vertoonen. Vandaar dat ook de socialisatie zich naar de velerlei omstandigheden zal moeten aanpassen.
Beide punten eischen eene toelichting, die uitteraard niet het karakter van een bewijs kan dragen, maar slechts kan strekken om aannemelijk te maken dat de wording der dingen zoo en niet anders zal zijn.
* * *
Wanneer sociaal-demokraten den oorlog wijten aan het kapitalisme doen zij dat grootendeels ten onrechte. Het zuivere kapitalisme is evenzeer en, wellicht in nog sterkere mate, internationaal als het socialisme. Dat de wereldoorlog imperialistisch is, zal wel nauwelijks iemand betwijfelen. Maar dit imperialisme zou nooit in staat geweest zijn den oorlog vier jaren te doen voortduren, indien het zuiver van kapitalistischen oorsprong was. Dat kan ook niet want het is ouder, en berust op de ontwikkeling der staatsmacht. Naar mate deze grooter werd, wist zij het kapitalisme te nationaliseeren, maar moest toen ook den invloed van het nationale kapitaal ondergaan. Uit dien invloed zijn de moderne vormen van het imperialisme te verklaren. Gedurende den oorlog is er echter veel veranderd. Allereerst is de staatsmacht gegroeid tot een almachtigheid, zooals die nog nimmer werd bereikt. Daarnaast echter moest die macht, die in vredestijd zich met het kapitaal nauw had verbonden, veel meer verbinding zoeken met de nationale gevoelens, en zich onder den invloed daarvan vervormen.
| |
| |
Alleen daardoor kon de staatsmacht worden tot een zoo uitgebreid militaire als de wereld thans te zien krijgt, niet alleen in Duitschland, maar ook in Frankrijk, Engeland en Amerika. Waar die Staat daarin niet slaagde, zooals in Rusland, zakte de macht in een en moest het land geheel en al geleid worden door de gevoelens die in 't volk leefden. Waar die nationale instincten niet toelieten om ze tot eenheid te brengen, als in Oostenrijk-Hongarije, ontstaat een met ondergang dreigende staatscrisis. Daar tegenover moesten Engeland, Frankrijk, Italië en de Vereenigde Staten de nationale gevoelens van trots of eer, maar ook der demokratie aanwakkeren, en vooral duidelijk maken dat de nationale vrijheid in gevaar verkeerde, om het volk te bewegen de lasten der staatsalmacht en van het militarisme te dragen.
Kan het dan anders, of na den oorlog zullen het Duitsche Rijk, het Engelsche wereldrijk, de Vereenigde Staten, en vermoedelijk ook Japan de gevolgen ondervinden van de in oorlogstijd genomen maatregelen en van de tot hooge spanning gebrachte nationale gevoelens? Zij zullen nationale gemeenschappen vormen die zich in de wereld geheel anders zullen gedragen dan vóor 1914.
Zelfs wanneer zij zich met elkaar in een vredesverdrag zullen verstaan, dan nog zal het aangewakkerde nationalisme zijn invloed op de staatsmacht doen gelden. Elk dezer machten zal moeten streven om de eigen innerlijke gemeenschap voordeel en voorsprong te bezorgen op alles wat daarbuiten staat. Zij zullen voor alles trachten de ekonomische afhankelijkheden, die zich tijdens den oorlog vertoonden, op te heffen, ten einde te geraken tot een gemeenschap, die uit zich zelf in alle behoeften zal kunnen voorzien. Tal van verschijnselen en plannen wijzen daarop.
Zoo verlangt Duitschland koloniën, Amerika een handelsvloot.
In alle landen geschiedt iets dergelijks als wat in Duitschland en in Engeland systematisch wordt opgezet, n.l. het maken van een nieuwe nationaal-ekonomische handelspolitiek.
Duitschland wil daarvoor een steun zoeken in een ekonomisch streng omsloten Centraal-Europa, met koloniën als aanvulling. Engeland tracht zijn wereldrijk tot een nauw ekonomisch verband te vervormen. Amerika zal niet nalaten om de staten van Middenen Zuid-Amerika op te wekken tot een sterkere aaneensluiting,
| |
| |
terwijl Japan zich als beheerschend centrum van Oost-Azië wil ontwikkelen.
Die verschijnselen zijn duidelijk. En al bieden de pogingen zich voorloopig aan als een zoogenaamde: ‘Uebergangswirtschaft’, zoo dient dit klaarblijkelijk om een krachtig verzet te ontgaan. Want dit verzet zou onmiddellijk zich organiseeren uit alle centra van den vroegeren wereldhandel, zooals b.v. in Duitschland uit Hamburg en Bremen.
Het verzet is daar aanwezig, en leeft ook ongetwijfeld in Engeland. Het kan alleen bestreden worden door bij de commercieele kringen, die op een onmiddellijke herleving van 't wereldverkeer wachten, den indruk te wekken dat het landsbelang een overgang eischt. De argumenten, die daarvoor gelden, kunnen echter een langere levenskracht vertoonen, wanneer eenmaal de nationaal-ekonomische politiek aan het ekonomische leven andere vormen heeft gegeven, en het op andere wegen heeft geleid.
Bovendien zal de staat ook een verandering in zijn structuur moeten verkrijgen. De staatsalmacht die door den oorlog noodig was, en die ten behoeve van de landsverdediging alle welvaartsbronnen overheerschte, zal opgeroepen worden om ook verder voor het individueele welzijn der burgers te zorgen. Staatssocialisme zal moeten dienen om aan de regeeringen ekonomische macht te geven, ten einde die aan te wenden naar buiten en naar binnen. Naar buiten om als een gesloten geheel handelsvoordeelen voor de volledige nationale gemeenschap en niet alleen voor enkele groepen daarin te verwerven. Naar binnen om voor een rechtvaardiger verdeeling der inkomens zorg te dragen. En vooral dit laatste zal krachtiger doorgezet worden, naarmate het volk in wapenen zich ook volledige politieke rechten verschaft. Bovendien ook, indien de staatsmacht slechts meester kan blijven over de nationale gevoelens, door het verleenen van gedecentraliseerde autonomie.
Dat de wereld geheel anders zal zijn, indien de groote imperiale nationale gemeenschappen, die uit den oorlog versterkt en geslotener optreden, zich zóo gaan gedragen is onmiddelijk duidelijk.
De kleinere nationale gemeenschappen van de door den oorlog verzwakte staten, of die welke uit het uiteenvallen ontstaan, en
| |
| |
ten slotte de staten die in den wereldkrijg neutraal bleven, komen ongetwijfeld in moeilijke verhoudingen, politiek en ekonomisch. Zij zullen nauwkeurig moeten waarnemen wat er in de groote staten gebeurt, en zich rekenschap moeten geven van de gevolgen, die daaruit voor hun eigen ekonomisch leven voortvloeien.
Ook dan wanneer zij niet politiek afhankelijk zullen zijn van de groote machten, schijnt een ekonomische afhankelijkheid onontkoombaar, tenzij door groote offers en sterke inspanning.
Vele staten zullen reeds door de groote oorlogsleeningen cijnsbaar gemaakt zijn, of worden het door bepalingen der vredesverdragen.
Maar afgescheiden daarvan kunnen zij zonder buitengewone maatregelen niet ekonomisch onafhankelijk blijven. Zij behoeven grondstoffen en producten, waarvoor zij vroeger op de wereldmarkt gelijkwaardige koopers waren. Zoodra echter die wereldmarkt beheerscht wordt door staatsmachten, die van hun ekonomische overmacht gebruik willen en kunnen maken, zal de behoefte eener gemeenschap aan graan, vetten, steenkolen of ijzer gebruikt worden om haar verplichtingen op te leggen.
Voor dergelijke kleinere nationale gemeenschappen zooals ook ons land er een is, komt dan deze moeilijke keuze: òf wel op te gaan in het grootere nationale geheel om de ekonomische voordeelen daarvan in te ruilen voor verlies van zelfstandigheid, dàn wel deze laatste zoover mogelijk te handhaven en te verdedigen door zich in te richten om in eigen - zij 't ook belangrijk beperktere - behoeften te voorzien, en zich toe te leggen op het produceeren van hoog geschatte en veel gevraagde ruilmiddelen.
Niet alleen het vervaardigen en verkoopen daarvan moet in de handen gelegd worden van de bestuursmacht der gemeenschap, maar deze moet de geheele voortbrenging regelen en bijgevolg ook verdeelen.
Staatssocialisme in de groote landen zal dan ook noodzakelijk in de kleinere gevolgd moeten worden. Daar zal door intensievere samenwerking en inspanning vergoeding te zoeken zijn tegen ekonomische overmacht.
Die samenwerking en inspanning zijn alleen mogelijk indien de nationale gevoelens zoo sterk zich doen gelden dat alles ge- | |
| |
daan wordt om de gevolgen der klasse-tegenstelling tot geringe afmetingen terug te brengen.
* * *
Het vooruitzicht van een wereld, samengesteld uit ekonomisch concurreerende groote en kleine socialistisch nationale staten is in 't algemeen niet, en voor de laatste zeker niet erg verlokkend, ook niet voor de gedachtenwereld der sociaal-demokraten. Daarbij komt nog dat zij alleen te verwerkelijken is door een toewijding, een inspanning, een organiseerend en scheppend vermogen, idealisme en tucht, zooals wij ons die nauwelijks kunnen voorstellen. Want de groote macht die zich in het staatsgezag moet concentreeren is niet te verwerkelijken met een politiek zooals wij die in ons land kennen.
Er wordt echter niet gevraagd of het vooruitzicht aanlokkelijk is.
Het probleem ziet er niet zoo uit, dat er te kiezen is tusschen de geschetste toekomst en die van een algemeenen volkenbond. Was dat het geval, de keuze zou niet moeilijk vallen. De keuze is beperkter. Nationale en ook imperiale staten handhaven zich niet alleen, maar versterken hun nationalisme en imperialisme. Indien dat de toekomst brengt, hoe moeten dan de staten inwendig zijn, kapitalistisch of socialistisch? En heeft dan niet het socialistische den voorsprong van reeds thans geboorte en ontwikkeling te vertoonen?
Bovendien is het geteekende beeld slechts donker, omdat het nog zoo ver af staat van de droom van vrede en vrijheid. Wanneer men het vergelijkt met het tegenwoordige of met de wereld van voor den oorlog, dan is er toch veel wat de moeite waard is om te beleven en tot stand te brengen, al blijft er nog meer te verlangen.
Ten slotte is wat ik aangaf slechts een probleem, droog en schematisch.
Hoeveel levender is niet de werkelijkheid met weerstand en strijd wanneer zich daarin een taak en een doel opdoen. Maar vooral hoe warm en bezielende kan een gemeenschap zijn, die zich vormt tot zelfbewustheid en kracht wanneer die gemeenschap hetleven niet
| |
| |
alleen dragelijk maakt, maar het van een innerlijke vreugde, ver boven stoffelijke luxe en plat genot, vervult.
Dat wij zoo'n gemeenschap liever groot en breed zouden zien en dat wij naar verbreeding steeds zullen streven, is geen reden om zijn beperkter en beslotener wezen af te wijzen. Integendeel. Die gemeenschap eischt ons welkom en onze beste kracht.
16 Juni 1918. |
|