van een idee ziende, en met een duurzame vrede als einddoel, grondt zich op het begrip menschheid.
De eerste streeft, in het staatkundige, naar de onafhankelijkheid en de eensgezinde, of zelfs innerlijk verdeelde, ontwikkeling van volken of volkerengroepen; als uitkomst van de oorlog ziet zij eenerzijds een Middel-Europa, anderzijds een Bond van Geallieerden. In het staathuishoudkundige bedoelt zij gesloten staten, die zooveel mogelijk zichzelf genoeg zijn en vreemde invloeden weren.
Het doel van hen die deze oplossing voorstaan is het Imperium. Terwille daarvan zou het prikkeldraadstelsel van de oorlog regel worden ook in vredes-tijd. Binnen de omheining zouden allen zich vrij bewegen of door voorkeurrechten verbonden zijn. Maar van groep tot groep zou het verkeer, zoo niet ondoenlijk, toch zoo bezwaarlijk mogelijk zijn gemaakt.
De tweede oplossing veronderstelt, in het staatkundige, de schepping van een volken-bond, waarborg van een wereldrecht. In het staathuishoudkundige verwacht zij afschaffing van tolgrenzen, algemeene handelsvrijheid, nijverheidsontginning van de heele aarde, naar een omschreven plan, door de vereenigde menschheid.
Welke van deze twee opvattingen zal zegevieren: de imperialistische of de humanitaire?’
Dit is, saamgevat en verkort, hun antwoord. Zooals men ziet, is het er geen. Het is niets dan een herhaling van de vraag, op zulk een wijze dat zij een inhoud krijgt, begrensd en bespreekbaar wordt. Een antwoord verklaren zij niet te kunnen geven. Ieder, meenen zij, zal antwoorden naar zijn aanleg, naar zijn belangen, naar zijn inzicht. Eigenlijk geven zij te verstaan dat de tweede opvatting hun voorkeur heeft, maar laten er dan onmiddelijk op volgen, dat zij niet de gemakkelijkste is, veeleer het tegendeel.
‘Het tot stand brengen van omvangrijke geheelen hoort tot de moeilijkst denkbare opgaven en de moeilijkheid wordt grooter naarmate het geheel omvangrijker wordt. Een eenvoudige overeenkomst betreffende arbeid, nijverheid of handel is al niet gemakkelijk. We zagen welke moeilijkheden, bijvoorbeeld, voor Middel-Europa het afsluiten van een oostenrijksch-hongaarsche of een duitsch-oostenrijksche overeenstemming oplevert. Wees zeker dat de grondwet van het Britsche Rijk niet lichter zal zijn