| |
| |
| |
Gemetalliseerd beton Door Ir. J.B. Van Loghem b.i.
De oermensch beschikte slechts over het onmiddelijk voorhandene, en maakte dit instinktmatig tot object voor gebruik en verbruik. Daarom was hij niet boven het dierlijke uit; het dier toch bevredigt alleen zijn onmiddelijke behoeften en verbruikt het gegevene in de natuur.
Naarmate door rampen of natuurlijke tegenslagen de mensch tot grooter activiteit werd aangezet, begon hij zich van het dier te onderscheiden.
Blijken de natuurlijke beschermingen en hulpmiddelen niet toereikend dan gaat het dier onder, de mensch wordt zich echter zijn menschelijkheid door tegenspoed bewust en verwerkt het onmiddelijk voorhandene tot steeds hooger doelmatigheid; het wordt gelouterd door zijn geest. Invloeden, zooals strijd tegen zijn medemenschen bespoedigen den geestelijken groei, waardoor de aanvankelijk natuurlijke mensch steeds meer vervormd en veredeld wordt.
Strijd zonder meer voert echter tot doelmatigheid zonder meer. Herleving na strijd beteekent opvoering der doelmatigheid tot schoonheid. Doelmatigheid is potentieele schoonheid, waarin de schoone schijn nog niet waarneembaar is.
Strijd bevat de kiem der schoonheidszin of kunstzin, al is deze daarin slechts in dichte windselen aanwezig. Evenals de strijd door alle tijden ingewikkelder wordt, zoo wordt ook de kunst veelzijdiger door de tijden. Doelmatigheid ontstaat doordat de natuur door den geest is bevrucht. Schoonheid ontstaat doordat de natuur door den geest heen gaat, en tot zichzelf
| |
| |
weerkeert, dat is, de kringloop van de natuur door den geest is bij het bereiken der doelmatigheid nog niet gesloten; wordt die doelmatigheid tot schoonheid veredeld dan is daarmee de kringloop voltooid. Dan is door de beelding van den kunstenaar de sluimerende eenheid der natuur tot ware eenheid gevormd.
Kunstidee is vormidee, maar de ware vorm is niet vorm zonder meer, is niet uitsluitend denkvorm door den inhoud van den vorm, maar tevens door de kleur.
Kleur maakt de denkbaarheid tot zichtbaarheid. De schoonheid van de kleur bepaalt de schoonheid van de zichtbaarheid. Schoonheid is doellooze doelmatigheid. Zonder schoone kleuren slechts direkte doelmatigheid, nog niet bevrucht door kunstenaarsgeest.
Het gewapend beton is bij uitstek grijs.
Grijs is nog geen kleur in den waren zin. Het is de kleurlooze kleur, als zijnde het midden tusschen licht en donker. Grijs symboliseert derhalve de doelmatigheid. Daar schoonheid boven de doelmatigheid uit gaat, zal de kleur moeten meedoen. De kleur is de geest in de natuur, de idealiteit van de realiteit.
Zooals de mensch door alle tijden zijn werktuigen tot grooter volmaking heeft opgevoerd, zoo zijn ook zijn gebouwen met zijn geest gegroeid.
Aanvankelijk werd voor de gebouwen het onmiddelijk voorhandene aanvaard, en met geringe bewerking gestapeld tot woning of graf. Hoewel reeds in het graf ideëele strekking valt te beleven, is de vorm van dat graf aanvankelijk nog zonder idealiteit. Naarmate de geest zich door de eeuwen ontplooit, verruimt zich ook de denkvorm, in gestage wisselwerking tusschen doelmatigheid en schoonheid. Elke nieuwe doelmatigheid, elke nieuwe doelbepaling wordt gevolgd door nieuwe schoonheid, om daarin weer onder te gaan, en tot weer nieuwen denkvorm te voeren. Elke nieuwe denkvorm heeft den kiem in zich van diepere verinnerlijking dan de vroegere denkvormen. Ongunstige tijdsomstandigheden zijn dikwijls oorzaak, dat de nieuwe denkvorm zich niet kan verinnerlijken, zoodat schijnbaar oude denkvormen hooger waarde bezitten.
Zoo is het moeilijk grooter verinnerlijking te denken dan in de middeleeuwsche kunstwerken, maar toch is de denkvorm
| |
| |
der middeleeuwen in later tijden overtroffen en zal ook nog belangrijk overtroffen worden.
Stellen wij de tot verinnerlijking gekomen middeleeuwsche denkvorm van de kathedralen tegenover de hedendaagsche werken in gewapend beton, dan is de denkvorm van de moderne werken van hooger orde, maar de verinnerlijking van dien vorm staat zoo ver ten achter bij die der kathedralen, dat we geneigd zijn ook den denkvorm ervan te onderschatten. Deze geneigdheid bewijst tevens, dat denkvorm als doelmatigheidsvorm zonder meer ons niet bevredigt. Slechts de kunstenaar, die door eigen gemoed elke realiteit idealiseert, zal de doelmatigheid als potentieele schoonheid gevoelen, en reeds daarin den kiem van komende schoonheid waardeeren en liefhebben. De leek mist die eigenschap en waardeert slechts schoone schijn. Hierin ligt de oorzaak, dat de leek niet wil aanvaarden de soberheid, die in bouwkunst en meubelkunst vanaf het begin van deze eeuw tot uiting is gekomen.
Inderdaad zijn vele van die gebouwen en meubelen ook nog niet boven de doelmatigheid uit, zoodat slechts de kunstenaar in staat is de kernbepaling te waardeeren, en voor zichzelf te idealiseeren tot schoonheid. Die schoonheid manifesteert zich echter nog niet tot zichtbare uitwendigheid.
Tegenover de oude bouwmaterialen als baksteen en natuursteen, is het gewapend beton een meer vergeestelijkt materiaal.
Het is door studie uit den geest gesproten, terwijl de oude materialen min of meer natuurprodukten zijn, wel door den geest bevrucht, maar minder veelzijdig. De oude materialen blijven natuur.
Het gewapend beton echter is in zijn elementen, als in zijn samenstelling bijna uitsluitend produkt van den geest, waarbij de natuur als het onmiddelijk voorhandene slechts aanvankelijk heeft te gelden.
Het ijzer is in de natuur in ertsvorm voorhanden. Het staafijzer in het gewapend beton is door het menschelijk vernuft zoodanig uit het erts vervormd, dat het gegevene daarin slechts even is terug te vinden. Dit geldt ook voor het portlandcement, dat bijna uitsluitend kunstprodukt is.
De samenvoeging der beide materialen, met als doode tusschenstof het zand en het grind, zoodanig dat van de eigenschappen
| |
| |
van ijzer en cement, d.w.z. het bestandzijn tegen trek en druk, op de juiste wijze is gebruik gemaakt, doet het gewapend beton ontstaan, dat dus bij uitstek produkt is van den menschelijken geest. Het is geheel boven de natuur uit, en daardoor het meest vergeestelijkte bouwmateriaal.
Hoe vergeestelijkter het materiaal is, des te moeilijker zal het zijn de doelmatigheid ervan te veredelen tot schoonheid. De voltooiing van den kringloop eischt hooge genialiteit van den kunstenaar. Is de kunstenaar niet begaafd genoeg, dan zal noodzakelijk door zijn inmenging het karakter dat is de zuivere denkvorm lijden en vernatuurd worden, waardoor de kringloop van natuur tot schoonheid niet alleen niet gesloten wordt, maar het kunstwerk daalt beneden de doelmatigheid; in plaats van schoonheid d.i. doellooze doelmatigheid ontstaat doellooze ondoelmatigheid.
Wil dus de kunstenaar de utiliteitsidee laten gelden, en dit is bittere noodzaak voor gezonde ontwikkeling, dan zal hij zich aanvankelijk moeten bepalen tot de zuivere kernvorm, wat dus primair intellectualiteit vooronderstelt. Slechts in de kleur, in de vlakversiering kan hij zijn schoonheidsdrang tot het uiterste laten gelden. Zijn vermogen tot plastische beelding heeft hij bij werken in gewapend beton in te binden, daar hij de kernidee anders schaadt. Intuïtief zal de kunstenaar echter trachten de grijsheid van het materiaal te bezielen.
Door de zandstraal kan het materiaal aangenamer, plastischer van uiterlijk worden. Ook door bepleistering in kleur kan een zekere schoonheid bereikt worden. Maar bij deze bewerking zal niet meer dan een strakke, min of meer ruwe huid aan het bouwwerk mogen gegeven worden, daar anders de geestelijke idee geschaad wordt.
Terwijl vernatuurlijking van den geest van werken in gewapend beton tevens beteekent vernietiging van dien geest, is bij werken in andere meer natuurlijke materialen een vernatuurlijking tot zekere hoogte geoorloofd, d.w.z. de plastische beelding van het natuurlijke materiaal is niet noodzakelijk kernvernietiging, maar kan zelfs tot zuiverder kernbepaling voeren. De plastische beelding van de middeleeuwsche kathedralen is een voorbeeld daarvan. We zien hierin de zuivere harmonie van
| |
| |
verinnerlijking en veruitwendiging. Ze zijn door de eeuwen empirisch gegroeid, stouter en stouter geconstrueerd, maar toch alle ontstaan uit het onmiddelijk voorhandene, de natuursteen en de gebakken klei.
Hoe grootsch de kathedralen ook mogen zijn, toch missen zij, wat de toekomstige gebouwen in gewapend beton ons zullen openbaren.
Deze toch zullen niet uitsluitend empirisch tot grooter en grooter volmaking stijgen. De empirie zal blijven gelden, maar primaire eisch is het vernuft van den ingenieur, geleid door den intellectueelen kunstenaar, waardoor werken in gewapend beton geboren zullen worden, die in grootschheid en sereniteit alle vorige bouwwerken zullen overtreffen.
De kunstenaar zal niet alleen de groote conceptie geven, maar deze conceptie tot hoogste schoonheid hebben op te voeren door de kleur, zoodat de ware veeleenige vorm ontstaat. Terwijl de werken opgetrokken in de onmiddelijk voorhanden natuurprodukten, reeds schoone kleur ontleenen aan die producten, zoodat de kunstenaar slechts de materie heeft te ordenen en te beleven, zal hij bij de werken in gewapend beton de kleur geheel uit eigen visie moeten bepalen. Zijn taak is moeilijker, maar tevens veel schooner. Hij is gebonden door den kernvorm. Elke materiegrens heeft hij te aanvaarden; de vlakken die hij door kleur heeft te beleven zijn zuiver begrensd en dikwijls zeer eigenaardig begrensd. Hij heeft niet als de schilderijschilder een paneel, dat zich regelt naar den wensch van den schilder, maar zijn paneel is onherroepelijk bepaald. Behalve de vorm ervan, zijn ook de hoogte en belichting niet meer te wijzigen. Al deze beperkingen zal slechts de intellectueele kunstenaar te boven kunnen komen. Wanneer de moderne bouwkunstenaar zijn denkvorm ziet construeeren door den ingenieur, dan spant zich zijn geest naarmate de constructies hun voltooiing naderen. Naarmate het geheel zijn volle spanning krijgt en de belichting en ruimtewerking, zooals hij zich die gedroomd heeft, wordt verwerkelijkt, zal in hem rijpen het kleurbesef, waardoor het hem zal gelukken het geheel te veruitwendigen, waardoor de innerlijke denkvorm als zuivere doelmatigheid zal worden bezield tot schoonheid.
| |
| |
Tot voor korten tijd was het bij werken in gewapend beton den kunstenaar slechts mogelijk in een droom zijn kleurfantaziën bot te vieren, daar de kleurstoffen, die bestonden, niet voldeden aan zijn wenschen. Door pleisterwerk is zijn verlangen niet te bevredigen. Wel kunnen min of meer fraaie oppervlakken verkregen worden door bepleistering met gemalen natuursteen, met terranova, monoliet e.a. maar toch missen al deze materialen diepte van toon. Het menschelijk vernuft is er thans in geslaagd diepe rijke kleuren te vinden, en wel door van de chemische eigenschappen van de portlandcement gebruik te maken. De eer hiervan komt aan Dr. L.A. Sanders en A.J. Sanders toe, die hebben ontdekt, welke wondere effecten verkregen worden, wanneer opgeloste metaalzouten gebracht worden op de portlandcementlagen. Hierdoor is het mogelijk geworden het gewapend beton, dat door zijn grijze kleur op zichzelf niet boven de doelmatigheid kan uitkomen, als door een tooverstaf te beroeren, zonder dat de zuivere denkvorm wordt verkracht; integendeel de harde gespierde substantie spreekt als het ware nog duidelijker door de bewerking. Het is wel een eigenaardige konsekwentie, die in deze ontdekking ligt besloten, d.w.z. het gewapend beton als zuiver produkt van den geest schijnt slechts veredeld te kunnen worden door den geest, het onnatuurlijk materiaal vraagt onnatuurlijke behandeling om tot schoonheid te komen. Het failliet van de suprematie van de natuur ten koste van den geest.
De kunstenaar, die door metallisatie de kern moet veredelen en bezielen, beschikt in de metallisatiekleuren over een ongekend rijk palet. Naast mozaiken, stille en fonkelende marmers is het gemetalliseerd beton een materiaal van even verrukkelijke schoonheid, wanneer de kunstenaar het heeft geadeld. De diepe bruinen der ijzerzouten, de sombere tonen der tinzouten, de fonkelende zilverzouten en de felle groenen der koperzouten, die door schakeering tot oude bronstonen kunnen verloopen, openen de rijkste perspectieven voor bouwmeester en bouwschilder.
Niet de schilderijschilders zullen zich erdoor bekoord voelen, maar zij, die dieper willen schouwen in het wezen der kunst, zij, die begrijpen, dat door het samengaan van alle kunsten
| |
| |
slechts het volkomen kunstwerk zal kunnen ontstaan. Evenals de frescoschilders dit begrepen, zullen ook enkele der jonge moderne schilders zich willen uiten in en aan het gebouw door metallisatie der hoofdelementen. Want al is de metallisatie der groote deelen, die onversierd blijven, het werk van den geroutineerden werkman, de hoofdpartijen, die door beelding moeten verhoogen het karakter van het gebouw, de geestelijke geaardheid daarvan, zullen door den bouwschilder moeten behandeld worden.
Een groote vraag, die terstond in ons opkomt bij het doordenken van al die nieuwe mogelijkheden, is of de tijd al rijp zal zijn voor het nieuwe materiaal. Hierop kan tweeledig geantwoord worden. Uit kunstoogpunt beschouwd, slechts met een volledig ja. Er is een groot aantal kunstenaars, die in staat zullen blijken het nieuwe materiaal na grondige studie te beheerschen. Uit maatschappelijk oogpunt, met een helaas ja. Want de gewapend betonbouw eischt naast enkele verlichten van geest, een groote schare domme werkkrachten, gespierde machines, die werktuigelijk hun eentonige arbeid verrichten.
We zijn nog lang niet aan het einde van het proces der massaarbeid. Dit proces voltrekt zich meedogenloos en is niet te keeren. De konsekwentie ervan is, dat de enkelen, in hoofdzaak de wijsgeeren, geleerden en kunstenaars steeds meer naar voren treden, en deze zullen door hun ideëele begrippen omtrent het leven oorzaak zijn van verheffing der massa, die zoodoende niet door de vreugdelooze massaarbeid zal ondergaan. Konsekwente eisch is voorloopig en in de toekomst die massaarbeid, maar slechts om daaruit een ideëeler orde te doen geboren worden.
Het maatschappelijk oogenblikkelijk nadeel, dat in den gewapend betonbouw is gelegen, begint juist door de idealiseering van het gewapend beton, door de metallisatie zich in zijn tegendeel te verkeeren, omdat door de metallisatie van het beton de mensch de waarde van het nuttelooze d.i. de waarde van de schoonheid gaat beseffen, en zich aldus boven de zuivere doelmatigheid uit weet, - wat op de verdieping van den menschelijken geest wijst. |
|