De Beweging. Jaargang 14(1918)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 294] [p. 294] Het einde Door Jacob Israël de Haan Ik ben een Mensch: niets is mij vreemd gebleven Van al wat menschlijk is aan kans en keer. Met meer drift heb ik mijn daden voldreven Dan één drijver, en meer leed mijn hart zeer. Want ongetucht togen mijn straffe daden Door de dagen tot onbesomde buit. En langs zoovele schoone en schuwe paden Zwierven mijn droomen in de na-nacht uit. En thans. Het eind van daden en van droomen? In 't oude Hof heb ik mijn graf gekocht Waar het graf bloeit van mijne vrome Moeder. Zij liggen daar: de trouwen en de vromen, Waar ik rusten wil van tuchtloozen tocht: Ach, één is het deel van Droomer en Woeder. Vorige Volgende