De Beweging. Jaargang 14(1918)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 295] [p. 295] Zonsondergang Door Maurits Uyldert Ik scheur de bloedend rode ranken open, Het warnet der lianen, en ik schouw: In wijde hemel-nis, door goud bedropen, Hoog aan den einder, staat een slanke vrouw. Zij staat doodstil, omrankt door rode rozen, Hoog aan den einder in het hemels licht: De gloeden van de bloemen doen haar blozen, Zij houdt op mij haar strakke blik gericht. Heur gouden haren stralen, glansen, flonkren, Heur naakte blankheid gloeit gelijk een roos: Ik voel mijn ziel in zwoel verlangen donkren En tot haar opgestuwd als in een hoos. Ik hoor haar onbewogen lippen fluisteren En zachtjes zingen wat mijn hart zich droomt, En al mijn zinnen hunkeren en luisteren Naar 't zoet geluid dat uit haar adem stroomt. Zij zingt van helle en bovenaardse vreugden, Zij zingt van liefde, zij, nabij en ver, Zij fluistert namen die uit dromen heugden, Dromen, verschoten, zoals ster na ster. [pagina 296] [p. 296] Ik sluit mijn ogen want ik weet haar sterven En buig mij schreiend naar het weke gras: Ik weet dat wie haar ziet nog ver moet zwerven Voordat hij weervindt wie hij eenmaal was.... En als ik weer mijn dorstig oog wil weiden En nog voor 't laatst wil laven aan haar gloed Straalt uit de donkre blauwe hemel-heide Mij 't bloesemend gesternte tegemoet. Vorige Volgende