De Beweging. Jaargang 14(1918)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Gedichten Door M. Nijhoff Het bruidje Zusters, wanneer uw kleine zuster trouwt, Windt om haar kruin een krans van marjolijn. Zorgt dat de oranjebloesem huivrend zijn Tranen van vreugde langs haar schouders dauwt. Ziet, achter haar ligt het eenvoudig huis Tusschen bloemperken op een groenen heuvel: Ziet in de kamer de gedekte tafel En boven 't witte bed het houten kruis. De dag is windeloos, en beeft omhoog Bij gindschen wijnberg waar de bruiloft danst - Zij blijft stil op den voorgrond, maar er glanst Bewegend licht in 't open vochtige oog. Want levens overvloed heeft tot den dood Haar hart ontroerd. Nu gaan de bloesems vallen, En haar onzegbre weemoed vouwt de smalle Handen op het geheim van haren schoot. [pagina 133] [p. 133] Het souper Als menschen lachen die 's nachts iets vreemds vreezen, Lachten wij na den slag met koud gelaat. Ik riep: ‘Het zal een moede vogel wezen Die door de nachtwind tegen 't venster slaat.’ Er vloog een schaduw langs het glas met smal Geklap van natte vlerken aan de ruiten, En viel toen vormloos als een zwarte bal Omlaag. En 't floot, en 't waaide, en 't kraakte buiten. Maar tot glinsterend ijs bevroren schoof De nacht kreunend langs 't hooge raam, waarvoor De lange vlammen van de kaarsen vluchtten - De glazen lagen stuk tusschen de vruchten. Als harde sneeuw blonk 't tafellaken door Verwarde weelde van kristal en loof. Lili green De stem die bij de rhododendrons zijn Lokkende trillers door de tuinen riep, Woei, toen ze zoekend over 't grasveld liep, Fluistrend voorbij, en lachte in de fontein. Ze boog verbaasd in 't marmeren bassin Waar 't zonlicht in de warme stilte sliep, Maar vond den fluiter niet, die reeds in 't diep Doolhof van rozen school met zijn refrein. De schaduw van 't priëel buigt om haar droom, 's Nachts als ze slaapt, moe van de melodie Die telkens ergens in de boomen tergt - [pagina 134] [p. 134] Maar al de bloesems huivren uit de boom, Wanneer de blauwe vogel neerstrijkt, die Onder haar hand zich voor het maanlicht bergt. Soldaten-kerstmis Zij dorsten niet te zingen in de tent Omdat het kindje op den trommel sliep. Toen hief er één zijn glas omhoog en riep: ‘Hoera voor 't kind! Hoera voor 't regiment!’ En 't heele kamp drong om de tent te hoop, En al die lachende oogen werden week, Als 't kind om groote vingers greep, of keek Naar 't blinken van een afgesneden knoop. Eén brengt een bloem, een ander voert een geit Nabij, waarop een jongen schrijlings rijdt. Maar hoor, 't is Kerstmis! Hoor de klokken beven - God gaf een kinderhart aan den soldaat, En heeft, ontroerd, toen het verweerd gelaat Met bijl en beitel uit ruw hout gedreven. Vorige Volgende