De Beweging. Jaargang 14(1918)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Preludeeren Door Maurits Uyldert I De glazen bol Kom dan, o hart, van bergen vreemd, O hart, vreemd in de dalen, Ik heb het glas al blank gezeemd Voor 's hemels heldre stralen. Ik heb de bol die welfde en blonk Geheven in de kleuren Waarin het brandend straalgevonk Het teder Beeld zal beuren. Dat beeld dat nergens, overal Altijd en nooit blijft zweven, Dat in geen glimlach leven zal Voor wie geen glimlach geven. Dat beeld, dat steeds onzichtbaar schijnt En toch in schijn blijft pralen, Dat ongezien den ziener pijnt Met helle en hete stralen. Dat in zijn schijn zijn wezen heeft, In zijn geboort' zijn sterven, [pagina 101] [p. 101] Dat eeuwig stervend eeuwig leeft In onverbleekte verven. Kom dan, o hart, aanvaard de brand Waarin de stralen kruisen, En laat het Beeld, door 't licht geband, Diep in u, eeuwig huizen. Kom dan, o hart, van bergen vreemd, O hart, vreemd in de dalen, Ik heb het glas al blank gezeemd Voor 's hemels heldre stralen. II De non Uw ogen spieglen niet de blanke plassen, Noch 't riet dat glansend golft en ritslend ruist, En niet de hemel, wolkeloos gewassen, Geen blauwte en goud, geen zee die schuimt en bruist. Zij schouwen naar de diepre hemelvelden Waar, ver van aards gerucht, de stilte weeft, Waar nimmer zuchten stegen, tranen welden, Waar 't eeuwig licht in duizend lampen beeft, Waar zij de diepe donkre gloeden borgen Die peilloos hangen tussen ster en ster. Daar kent het uur geen heden en geen morgen, En alle heugnis deinst vervaagd en ver, En alle maat vervloeit en alle lusten Verzinken in het stil en koel genot Roerloos te dalen in het zoete rusten, Het geestlik schouwen, in de troost van God. [pagina 102] [p. 102] III Kinderen Die in de glans der vreugde leven, De liefde die als vreugde bloeit, Genieten wat zij zingend geven En oogsten wat hun hart ontgroeit. En wie langs donkre wanden tasten, En wenend hunkren naar het licht - Steeds in het hart de bange gasten: De zorg die rouwt, de harde plicht - Zij voelen laven zich en strelen En lichter van hun last de druk Wanneer de zingend-helle kelen Hen manen aan nabij geluk. En somtijds vinden zij in 't duister Van de door grauwte omfloersde ziel Juweel van stralend blanke luister: Hun ster, die uit den hemel viel. Dan voelen zij het glanzend beven: Liefde die in de vreugde bloeit, En danken schreiend voor dit leven Dat uit het aardse Wonder groeit. Vorige Volgende