Breitner te Utrecht
(Uit een Brief)
...Zelfs de kleine verzameling schilderijen en teekeningen van Breitner, nu laatstelijk in Utrecht, in het zaaltje van ‘Voor de Kunst’, tentoongesteld, geeft aanleiding tot overwegingen die geheel en al in tegenspraak blijken met de vaak gehoorde meening dat deze kunst overleefd zou zijn.
Wat we in Breitners werk bewonderen is niet eigenlijk het Impressionisme dat de indruk van een oogenblik onmiddelijk wil weergeven, maar het is de vrije vormgeving van een kunstenaar die door zulk een indruk getroffen werd en die met de middelen van het Impressionisme zijn eigen ontroering in beeld brengt.
Dat bij Breitner de nadruk valt, niet op de indruk, maar op de erdoor verwekte emotie, onderscheidt hem juist van hen tegen wie in onze tijd zoo heftig gestreden wordt, hen die de oppervlakte uitdrukken zonder door te dringen tot een diepere samenhang.
Want Breitner, als hij de werkelijkheid haar licht-effekten, haar bewegingen, haar beven en ademen, men zou haast zeggen: haar reuk, tracht af te winnen, dan is dat niet teneinde haar te kunnen schilderen in haar uiterlijke waarneembaarheid. Hij neemt haar waar, zeker, maar in een roes, in een bewogenheid, die wel door haar is wakker geroepen, maar die op zichzelf als de adem is van een binnen-wereld. Als hij om de nuchterheid van de amsterdamsche huizen een damp en een droomlicht werpt of om grachten en huizendrempels de ijzige vochtigheid van de dooi-sneeuw heenspreidt, en eerst daardoor de stad haar schoonheid geeft, dan zien wij haar zooals