De Beweging. Jaargang 13(1917)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 210] [p. 210] Twee sonnetten van Ronsard Vertaald door Albert Verwey I Ik bied u hier een ruiker die mijn hand Gekozen heeft uit bloemen juist ontloken. Had ik ze niet deze avond afgebroken Dan lagen zij vóór morgen in het zand. Dit zij u voorbeeld en een recht verstand Hoe al uw schoonheid, nu onlangs ontploken, In weinig tijds zal heelenal verschroken En, bloem, opeens gelijk een bloem verbrandt. De tijd gaat voort, de tijd gaat voort, mijn schoone. Helaas, de tijd niet, maar wijzelf gaan voort En aanstonds liggen we onder 't zand gestrekt. Dan zal van liefde die ons lokke of loone Geen spraak meer zijn, daar die geen dooden wekt. Heb mij dus lief zoolang uw schoon u hoort. [pagina 211] [p. 211] II Aan Cassandra Als ik u zie zoo heel alleen gezeten, Door uw gedachten een-en-al vermaakt, Uw hoofdje een beetje schuin op zij geraakt, 't Gemeene volk en mij geheel vergeten, Dan zin ik vaak om uw gepeins te breken Op groet aan u, maar stem die in mij staakt, Blijft door te bijster vreezen ongeslaakt Binnen mijn mond: ik sta en kan niet spreken. Te fier zijn mij de stralen van uw oogen, Mijn lichaam bangt, mijn ziel beeft diep bewogen, Mijn tong doet stemmeloos haar werking niet. Zuchten alleen, alleen mijn droeve wezen Spreken voor mij, en 't klaar te zien verdriet Doet u genoeg mijn stomme liefde lezen. Vorige Volgende