De Beweging. Jaargang 13
(1917)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Joodsch heldenlied
| |
[pagina 141]
| |
Eén woede slaat de losse letters samen,
Tot de vermaning van een machtig woord:
‘Gij werkt gerust, terwijl dáár 't roofrot moordt’.
Zijn wangen branden van hartstochtlijk schamen.
Hij heeft het rustig lot verloren,
Hij kiest getroost het trotsche lot:
Wachter van het water, van het vee, van 't kostbaar koren,
Dient hij zijn Volk, dient hij zijn God.
Knaap van zestien jaren,
Strijdt hij met gevaren;
Waar de roovers waren
Door den schouwen nacht
Hoedt hij met de broederhelden,
Waterwellen, vee en velden,
Tegen wreede macht.
't Eerste zaad zwelt in de voren,
De eerste garf wordt ingeoogst,
Laadt hij niet met de schat van zijn koren,
De eerste wagen 't hoogst?
Hij heeft zijn rustig lot verloren
En koos een rijker nood:
Zijn wagen wankelt, onder 't geurig koren
Vindt hij den zoetsten Dood.
Waar de Zee ruischt langs de Heilige Kust,
Sluimert hij op den Hermon alleen.
De stille wandelaar leest op de Steen,
Dat hier Achduthi rust.
* * * | |
[pagina 142]
| |
Jitzchak Turner
Hij liet zijn School voor 't werk op 't Land,
Hij werd een Wachter en een Herder,
Doodkoorts verteerde hem in zeeren brand:
Klaag niet: God hoedt zijn kudden verder.
* * * Jecheskiel Nissanow
Voerder van de Wachters, die bewaren
Waterwellen, vee en graan,
Zag hij zoovele gevaren
Hart en oogen open aan.
Zooveel rondten reed hij
Door den sluwen nacht,
Met de roovers streed hij,
Listen tegen listen, strijdmacht tegen macht.
En zij, die schuilen voor den dag
En rooven in den nacht,
Zij velden met één valschen slag
Zijn mannenmoed en macht.
O, klaag niet, Vader, dat hij is gestorven,
Moeder, beklaag hem niet.
Hij heeft schooner dan het leven verworven,
Die zóó zijn leven liet.
* * * Mosche Barski
Uit het ruwe Rusland vlood hij,
Naar het vrije Vaderland,
Vriendschap, rust en werk genoot hij
Sterk van hart en hand.
| |
[pagina 143]
| |
Als een trotsche Man bezonnen,
Als een blijde Knaap bewogen,
Lachte hij naar 't leven onverwonnen
Met zijn donkerbloeiende oogen.
Zóó met zijn trots, zijn open lach
Liet hij 't jong leven in den strijd,
Die droom en daad en nacht en dag
Zijn Volk had toegewijd.
Wonder: hoe door zijn dood bekoord
Menig Man zich voor zijn werk bood,
Die hem sluipend hebben vermoord,
Zij wekten leven uit zijn Dood.
* * * Uitgang
Stierven zij? Neen, in 't hart leven hun daden,
Het Lied beleeft hun Droom,
In trots bewogen en in trouw beraden
Gaven zij zich open en vroom.
En wat zij wonnen, laat het ons niet derven,
In harten-martelend gemis,
O, God, geef ons dit leven en dit sterven,
Dat meer dan leven is.
Ziet: van de Teekens van God bloeit de Tijd
Zóó vol als de avondhemel van de sterren,
Het Volk in trots en trouw gewijd
Breekt de volken, die zijnen weg versperren.
| |
[pagina 144]
| |
Mijn hartelied: loof des Volks helden,
Zij zijn gelukkiger dan wij,
Die Wachters waren van de Velden,
En stierven trotsch en vrij.
Maar 't Land is niet voor 't Volk verloren,
Dat zóó zijn trotsche Zonen geeft,
Weder zullen ons Land en Stad behooren,
Want de Ziel van het Volk is in Vrijheid herleefd.
|
|