| |
| |
| |
Twee liederen
Door
George Gonggrijp
Een lied
De kussen, die ik u niet heb gegeven,
Waar zijn die, peins ik, liefste, gebleven?
In 't harte waar ze werden geboren
Aldoor nieuwe kussen geboren!
Waar zijn ze, peins ik, liefste, gebleven.
De kussen, die ik u niet heb gegeven?
De kussen, die u niet heb gegeven,
Zijn die met Verlangen heengedreven
En gingen ze eenzaam en droef verloren
In verre droomlanden?...Neen,
Neen, want er is maar Eén,
Een, voor wie ze werden geboren....
Voel je ze naderkomen, en beven,
De kussen, die ik u niet heb gegeven?
De kussen, die ik u niet heb gegeven,
Ontbloeien heimelijk-schoon, en leven,
In uw nabijheid, een korte pooze....
| |
| |
Van lelies-der-ziel, van hemelsche rozen....
Gij gaat in den glans en de geur door 't leven
Der kussen, die ik u niet heb gegeven!
Het andere lied
De kussen, die ik u niet meer kan geven,
Waar moet ik die, liefste, verborgen houden?
Waar ze begraven? Aan wie ze geven?
In 't harte, waar ze werden geboren,
Aldoor nieuwe kussen geboren,
Kussen, die ik u niet meer kan geven!
De kussen, die ik u niet meer kan geven,
De kussen vol teederheid, ze zouden,
Liefste, zoo blijde 't korte leven
Hebben gelaten bij u! - Maar de Eene
Voor wie ze zijn ontstaan,
De liefste, is heengegaan,
En ik voel aldoor het zachte weenen
Der kussen, die ik u niet meer kan geven.
De kussen, die ik u niet meer kan geven....
Ach, ze hebben de weinige, oude,
Bekende dingen geen leven gegeven!
'k Heb niets, waarin ik, in oogenblikken,
Dat lachen kan onder verborgen snikken
En kussen, die ik u niet meer kan geven.
| |
| |
De kussen, die ik u niet meer kan geven,
Zijn die bij u geworden tot gouden
Droomen die uwen slaap doorzweven?
Ze worden in mij tot glimlach der oogen,
Die gij alleen kunt verstaan....
Ik voel mij zoo smartelijk-zoet bewogen
Door kussen, die ik u niet meer kan geven!
De kussen, die ik u niet meer kan geven,
Zullen als wondere bloemen in gouden,
In Liefde's eigen droomlanden leven
Die ze tot woonplaats hebben gekozen.
Ik zie ons daar binnengaan,
Waar, ons wachtende, staan
Als lelies-der-ziel, als hemelsche rozen,
De kussen, die ik u niet meer kon geven.
|
|