De Beweging. Jaargang 13
(1917)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
BoekbeoordeelingenDie niederlandische Uebersee-Trust-Gesellschaft, von Prof. Dr. Ferdinand Tönnies. Jena, Gustav Fischer Verlag.In een studie van niet meer dan 34 pagina's heeft de bekende staathuishoudkundige en socioloog Prof. Dr. Ferd. Tönnies voor Duitsche lezers een beeld willen geven van oorsprong en ontwikkeling, wezen en werkwijze, indruk en beoordeeling der N.O.T. Men kan niet zeggen, dat hij hierin geslaagd is. Reeds voor den vakkundigen Hollander is het een onbegonnen werk gedurende den oorlog over de N.O.T. onderzoekingen te publiceeren, die de toets van een wetenschappelijke kritiek kunnen doorstaan. Het volslagen gemis aan betrouwbare gegevens en cijfers, bronnen en statistieken heeft, naast overwegingen van meer persoonlijken aard, dan ook den meesten Nederlanders, die bevoegd zijn over dit op zichzelf natuurlijk hoogst belangrijk onderwerp hun meening te uiten, het zwijgen opgelegd. Den geschriften die nochtans door Hollanders over de N.O.T. geschreven en uitgegeven zijn moesten dan ook noodzakelijk alle gebreken aankleven, die het gevolg zijn van gebrek aan openbaarheid. Voor een bijzonder kenmerkend geval heeft Prof. Is. P. de Vooys dit overtuigend aangetoond in zijn bespreking van het boekje van Mr. G. KellerGa naar voetnoot1). Hoeveel te meer gelden deze bezwaren ten opzichte van den buitenlander die, slechts weinige weken hier en uiteraard - wat de betrouwbaarheid van bronnen en gegevens betreft - gebrekkig onderlegd en ingelicht, onmogelijk op de hoogte kan | |
[pagina 77]
| |
zijn van de zoozeer ingewikkelde en dagelijks wisselende toestanden van het Nederlandsch economisch leven. Bovendien staat hij in dezen tijd nog ten opzichte van een zéér belangrijk punt bij zijn Nederlandschen collega ten achter: over objectiviteit zal laatstgenoemde waarschijnlijk in grootere mate beschikken. Hoe weinig op economisch gebied een vooropgezette meening, een zoeken naar feiten en daden, die slechts in het kader van het onderhavige betoog passen, een zuiver beeld van den toestand vermogen te geven, hebben wij o.a. ervaren in de bekende artikelenreeks ‘The Blockade Failure’ die begin 1916 in de ‘Daily Mail’ verscheen en die ten doel had te bewijzen dat de blokkade-politiek der geallieerden een mislukking en ons land een soort ‘doorgangshuis’ zou zijn voor van overzee aangevoerde artikelen. De heer Robert Segar, die voor dit doel speciaal naar Nederland gezonden was, had nog wel de beschikking over officieele Nederlandsche statistieken; nochtans heeft hij deze - ofschoon geenszins te kwader trouw - niet dan foutief of met verwaarloozing van andere gegevens in zijn rapport overgenomen, zoodat hij van verscheidene kanten, niet alleen door de ‘Economisch Statistische Berichten’ en andere neutrale organen, maar zelfs door de ‘Telegraaf’Ga naar voetnoot1) op de vingers werd getikt. Hoewel in veel geringere mate spreekt er ook uit het boekje van Prof. Tönnies zoo duidelijk een vooropgezette meening, een speciaal doel, dat ik aan het slot van zijn betoog liefst het oude ‘quod erat demonstrandum’ wou zetten, en dat is, naast het algemeen noodzakelijk gebrek van alle tegenwoordige N.O.T.-studies, de hoofdgrief, die men tegen dit geschrift zal hebben. Zeker, Prof. Tönnies wil graag de rol van den onpartijdigen geschiedschrijver en econoom spelen, en uitdrukkelijk verklaart hij, dat hij geenszins de opvatting heeft, die aan de overzijde der grens veelal omtrent de N.O.T. bestaat: ‘Es ist Irrtum, wenn man in Deutschland meint, es handle sich schlechtweg um eine englische Gründung wie es wohl für die Nachbildungen in andern Ländern zutreffen mag’ (pag. 14). Nochtans heeft | |
[pagina 78]
| |
hij niet kunnen beletten, dat de vaderlander in hem den geleerde herhaaldelijk parten speelt. Zoolang hij enkel inrichtingen en feiten beschrijft - bijv. pag. 5-10, 27 enz. - zijn er tegen zijn geschrift weinig bezwaren in te brengen. Zijn mededeelingen zijn voor den Nederlander niet nieuw, maar voor den Duitscher is het zeker interessant, een zoo nauwkeurige opgaaf te ontvangen van de economische maatregelen, die zijn hardnekkigste tegenstander tegenover de neutralen genomen heeft. Sporadisch stooten wij op mededeelingen die ons menig feit in een ander licht doen zien, en daarom ook onze belangstelling hebben. Prof. Tönnies schrijft buitendien gemakkelijk en zijn stijl is aantrekkelijk. Maar zoodra hij uit de feiten conclusies gaat trekken, zoodra zijn eigen opvatting domineert, nemen de bezwaren toe. Het klinkt niet onaardig, den heer Tönnies met volkomen rust en zekerheid te hooren verklaren, dat ‘ein gewisserGa naar voetnoot1) Druck auch von den Zentralmächten auf die Niederlande ausgeübt wird. Aber es war nicht dieser ökonomische Druck, woran der Staatsmann dachte, den seine Zuhörer, welcher Art auch ihre Sympathien den kriegführenden Mächten gegenüber sein mochten, verstanden. Der ökonomische Druck, den alle kennen, alle in zunehmendem Grade fühlten und fühlen, ist der Druck, den die englische Seeherrschaft mit völliger Gleichgültigkeit gegen alles, was bisher als Völkerrecht gegolten hat, auf den niederländischen Handel mit den kriegführenden Mächten, mit andern neutralen Mächten, und endlich sogar mit den eigenen Kolonien der Niederlande, ausübt. Mittelbar natürlich auch auf Ackerbau und Industrie, und also auf die gesamte Volkswirtschaft’ (pag. 1, 2). Erger is het, wanneer de geleerde schrijver niet schuwt, een reeks van hatelijke, hoogst persoonlijke détails op te sommen (pag. 18, 23, 25, 26 enz.) die, òf niet bewezen, òf, voorzoover zij waar zijn, in het kader van een wetenschappelijk onderzoek geheel overbodig lijken. Prof. Tönnies heeft wellicht in den Haag of elders invloedrijke personen gesproken en van hunne mededeelingen gebruik gemaakt, zeker is, dat dergelijke mededeelingen aan Duitsche en....Hollandsche lezers beter achterwege waren | |
[pagina 79]
| |
gebleven, al ware 't alleen uit de beroemde ‘overwegingen van goede nabuurschap’. Hijzelf trouwens voelt de onzekerheid van een dergelijk betoog. Woorden en vormen als ‘vermutlich’, ‘offenbar’, ‘wie es scheint’, ‘dürfte’, ‘war es Herr van Vollenhoven?’ enz. geven geen blijk van onfeilbare overtuiging. Hoogst gewaagd verschijnen ten slotte de profetieën omtrent den economischen oorlog na den oorlog, vervat in den ‘Anhang’ (pag. 32-34). Trouwens, geen Nederlander zal over de waarde van dergelijke mededeelingen in twijfel zijn, wanneer hij leest, dat zij gestaafd worden met aanhalingen uit....de ‘Toekomst’, en op volgende wijze: ‘zugleich ist die Auferlegung von Geldbuszen auch für die unerlaubte Ausfuhr nach Friedensschlusz in Aussicht gestellt, wovon aber die holländische Presse keine Mitteilung erhielt (nach Ad. Teutenberg-Weimar in der Voss. Ztg. 30. VIII. 1916)Ga naar voetnoot1). Ook de waarde van zijn overige bronnen (bijv. de ‘Beiaard’, Duitsche kranten enz.) zouden wij, voor het onderhavige doel althans, willen betwisten en omtrent de ‘mit Sorgfalt gearbeitete Broschüre’ van Keller, waaraan Prof. Tönnies de meeste feiten ontleent, heeft Prof. de Vooys reeds zijn meening gezegdGa naar voetnoot2). Aan zijn roep, die de schrijver van vele voortreffelijke werken over economie en samenleving in de internationale wetenschap genoot, zal een dergelijke werkwijze zeker geen goede dienst bewijzen. Uit het boekje van Prof. Tönnies blijkt, afgescheiden van persoonlijk-tendentieuze opvattingen, opnieuw: de geschiedenis en werking van de N.O.T. is, zoolang de oorlog duurt, voor een wetenschappelijk op betrouwbare gegevens en cijfers gebaseerd onderzoek niet vatbaar; laat staan dus voor een onderzoek van een buitenstaander en buitenlander, die het werk schrijft als ‘Ergebnis einer Reise, die der Verfasser während des Sommers 1916 in den Niederlanden gemacht hat’, en die zijn gegevens uit twijfelachtige bronnen en uit gezegden van derden put. Neen, onderzoekingen als deze mogen blijven rusten tot na den oorlog. Dan, als de archieven geopend, statistieken gepubliceerd en alle bronnen beschikbaar worden, zal zonder twijfel de | |
[pagina 80]
| |
geschiedenis van de N.O.T. het onderwerp zijn dat over het meest belangrijke tijdperk van ons economisch leven het meeste licht zal verspreiden. Tot zoolang gunnen wij haar het waas van geheimzinnigheid, waarmee zij zich en hare daden omhultGa naar voetnoot1).
P.C. |
|