Aanteekening
Vereenvoudigde spelling
Er is dezer dagen aan de Staats-Commissie in zake het Spellingvraagstuk een adres gezonden, waarin de onderteekenaars verklaren, ‘dat zij geheele of gedeeltelijke toepassing der beginselen van de Vereeniging ter Vereenvoudiging van de Schrijftaal ten sterkste zouden betreuren, ja eene ramp zouden vinden voor de ontwikkeling onzer schrijftaal.’
Als men de zevenhonderd namen leest van Nederlanders die instemming met deze verklaring betuigen, zou men geneigd zijn in zijn schulp te kruipen en vooral niet te laten verluiden dat men van een tegenovergestelde meening is.
Wat mij moed geeft dit nochtans te doen, is de overweging dat zeker weinigen van deze bevreesden ooit in hun eigen schrijven ook maar de kleinste proef hebben genomen, die hun het recht zou geven uit ervaring te spreken.
Als men beweert dat de ontwikkeling van een schrijftaal schade lijdt doordat de schrijvers een bepaalde spelling volgen dan ligt het toch in de reden dat men aan zichzelf probeert wat die spelling, als men haar gebruikte, zou uitwerken.
Ik nam de proef sedert eenige jaren, en ik kwam tot de gevolgtrekkingen die ik hier zal meedeelen.
Ten eerste: of men s of sch, i of ij, a, e, o en u of aa, ee, oo en uu schrijft, de stijl en ook het goed en overzichtelijk begrip van het geschrevene worden erdoor geschaad noch gebaat.
Ten tweede: het weglaten van de naamvals-n maakt de stijl sterker.
Theoretisch is het al aannemelijk dat het opruimen van conventioneele en traditioneele spel-vormen, vormen waarmee