gestort werd, deze verzichtbaarde laaiing van den Schepper Geest - ik wil het niet en zou het ook niet kunnen.
Nog voel ik niets dan dit Eene Ritme, waardoor het werk gedragen wordt, dat zijn aanhef en zijn slot en zijn eenige ware binding is. Bij de inzet: van de diep dreunende Es van orgel en basinstrumenten over het volle orkest opwaarts tot de onweerstaanbaar-bevelende roep der duizend stemmen Veni Creator Spiritus: bij deze inzet (- zeven maten waarin zes keer het ritme wisselt), die ons met twee geweldige sprongen uit de donkerste kloven stuwt tot de helderste hoogten, pakt het ons en draagt ons tot waar de kopervlammen den hemel doen openruischen en het heelal in gloed zetten.
Een brandende golving, een hemelbestormende stijging, door het Eene Ritme verklankt, zoo leeft en begenadigt deze Achtste Symphonie. In dit Ritme rust, uit dit Ritme rijst het werk. Dit Ritme is er zoozeer het wezen van, dat al het andere, melodie, gevoel, stof en vorm bijkomstig wordt, verdwijnt, verzinkt. Niet wat Mahler uitsprak, niet hoe hij het deed, maar dat hij verklankte - zijn toon, zijn stem in één groote ritmische beweging - ziehier wat boeit en blijft.
Wat dus te zeggen van het werk, van zijn schoonheden, van zijn gebreken? Wij kunnen slechts dankbaar zijn voor zijn openbaring. En hem dankbaar zijn, die zóó zijn Levensdroom voor ons kon belichamen.
Dankbaar ook den vertolkers. Mengelberg, het toonkunstkoor, het concertgebouworkest, de solisten hebben ons een uitvoering geschonken, die, men kan het gerust en zonder overdrijving zeggen - en de vele aanwezige buitenlanders kunnen het bevestigen - elders, zoo volmaakt, nog nooit geboden werd.
In een brief, die Mahler na de voltooiing dezer symphonie aan Mengelberg schreef, zegt hij o.a. ‘Denken Sie sich, dasz das Universum zu tönen beginnt. Es sind nicht mehr menschliche Stimmen, sondern Planeten und Sonnen, welche kreisen’. En werkelijk vroeg men zich soms af, of het nog aardsche stemmen waren, die gelijk een bronzen bruising ons doorstroomden.
In de Juni-aflevering van dit tijdschrift schreef ik, dat als