| |
| |
| |
De invloed van het werktuig
Inleiding tot een cursus voor de Haagsche Volksuniversiteit over de textielindustrie als onderdeel der bedrijventechniek
Door
I.P. de Vooys
Het woord ‘machinaal’ is tegenwoordig volstrekt geen bijzondere aanduiding meer voor een of andere bewerking. Eer is het tegendeel het geval. Handwerk is de uitzondering geworden, die voor menig product als aanprijzing geldt. Wij zijn er n.l. geheel aan gewend geraakt dat bijna alles wat voor ons leven noodig is, gemaakt en geleverd wordt door fabrieken. Daar deze niet meer in elk centrum van samenwoning voorkomen, doch zich gewoonlijk ophoopen in enkele industrieele streken, en bovendien groote dichte groepen van gebouwen vormen, is de nijverheid tot een soort afgesloten wonderland geworden. Kon voor éen of twee eeuwen ieder belangstellende in de naaste omgeving kennis nemen van de verscheidenheid der bedrijven, zooals die b.v. door den dichter Jan Luyken in een interessant boekje zijn geteekend en beschreven, thans is het ambacht verdwenen of in verval. En zelden komt de leek ertoe de toestemming te verwerven in éen der vele fabrieken een kijkje te nemen. Doet hij het, dan gevoelt hij in een vreemde omgeving binnen te komen, die hem verwart en meestal tot bewondering stemt. Niet alleen ziet hij welk een ingewikkeld organisme de fabriek is, waar talrijke personen samenwerken, doch tevens en vooral treft hem de veelheid en de verscheidenheid der gecompliceerde werktuigen, waarvan de vernuftige
| |
| |
samenstelling en werking dikwijls verborgen is door de snelheid waarmee de onderdeelen zich bewegen. Soms is het ook de grootschheid van bouw en de enorme kracht, die hem tot verbazing brengt.
Het is niet alleen de leek die een dergelijke indruk verkrijgt, als om hem te herinneren hoe vroeger Jules Verne en later b.v. Wells gefantaseerd hebben over wat vrij spoedig daarna, en voor een groot deel, werkelijkheid zou worden. Ook de deskundige, de ingenieur, ondergaat bij fabrieksbezoek nog zeer dikwijls gelijksoortige gewaarwordingen. Want wel is hem een deel der industrie bekend, doch de uitgebreidheid daarvan is zoo groot, dat zeer veel buiten zijn werkkring ligt.
Wat in een overigens onbekend bedrijf is ingericht kan hij gemakkelijker doorzien dan de leek, maar des te beter ook kan hij beseffen welk een geweldige ijver, toewijding en vernuft noodig geweest zijn om te verkrijgen wat er bereikt werd.
Men kan wel zeggen dat het bewerktuigde bedrijfsleven een wereld is geworden, die voor het groote meerendeel der menschen even zoo geheimzinnig blijft als de wonder- en verrassingrijke natuur. Het doorvorschen daarvan heeft zich de mensch steeds tot een verheffende taak gesteld. Staat hij nu niet bijna gelijk tegenover een techniek, die toch geheel en al is een maaksel van menschenhanden?
Vroeger had menschenmaaksel uiteraard nimmer het geheim, dat de natuur wel voor den onderzoeker verborgen scheen te houden. Het zou thans bijna zoover komen, indien niet in een uitgebreide technische litteratuur, de resultaten der technische wetenschap werden beschreven en vastgelegd. Ten minste voorzoover dat bij de snelle ontwikkeling, die overal tot uiting komt, mogelijk is. Alvorens een zeer beperkt gebied der bedrijventechniek dat zich met het vervaardigen van bekleedingsstoffen bezig houdt, nader te bezien, wil ik trachten den invloed te schetsen, die het ‘machinale’, dat is het werktuig in 't algemeen gehad heeft op de vervorming van het bedrijfsleven. Ik wil dit beproeven door een zeer globaal overzicht te geven over indeeling en samenhang der bedrijven, vóor en nadat het werktuig zijn zegetocht begon. Daartoe zal ik afwijken van de indeeling der bedrijven, zooals die gewoonlijk in technologische handboeken
| |
| |
wordt gevolgd. Die indeeling berust namelijk op den aard der grondstoffen welke door het bedrijf worden verwerkt, of op de soort van de bewerking die er wordt toegepast.
De indeeling, die ik thans ga bespreken hangt samen met den aard der behoeften, ter bevrediging waarvan de voortgebrachte producten moeten dienen. Deze indeeling is gekozen om te doen zien op welke wijze het bedrijfsleven innerlijk samenhangt met die behoeften, zoodat een indruk verkregen wordt der beteekenis van elk der bedrijfsgroepen voor het volle menschenleven.
* * *
Van een stelselmatige voorziening in de levensbehoeften kon bij den aanvang der ontwikkeling onzer tegenwoordige beschaving slechts sprake zijn toen landbouw en veeteelt te zamen de voornaamste plaats in de dagelijksche bezigheden hadden ingenomen en de jacht op den achtergrond drongen, wat tevens gepaard ging met een vaste vestiging. De ekonomen spreken van de voortbrenging in die eerste periode als van een in de gesloten gezinshuishouding. Daarmee wordt bedoeld dat een - gewoonlijk groot - gezin geheel en al zelf te zorgen had voor alles wat er noodig was, en het - in beginsel - zonder ruil of handel moest stellen.
De behoeften waren daarvoor beperkt tot wat wij een minimum program zouden kunnen noemen. Zij betroffen:
I. |
De voeding met vleesch en landbouwproducten naast als drank, melk en reeds enkele gegiste producten als bier of wijn. |
II. |
De kleeding, die niet meer uitsluitend bestond uit dierhuiden, doch uit vervaardigde stoffen, en tevens de hoofden voetbekleeding. |
III. |
De woning, opgebouwd uit natuur- of gebakken steen en hout. |
IV. |
Het vaatwerk en huisraad, met verder een reeds tamelijk veelvoudig ofschoon primitief gereedschap voor landbouw, boschbouw, houtbewerking. |
Onder invloed van de veel meer eischende gezinshuishouding der ridders en van de tot handel uitgegroeide goederenruil, b.v. met de oostersche landen van een hoogere beschaving, ontstonden geleidelijk de beroepen of ambachten. Dit was een specialiseering, een zich toeleggen van personen op de vervaardiging
| |
| |
van een enkele soort der producten, waardoor zij grooter vaardigheid verkregen en het vak-gereedschap zoodanig verbeterden en aanpasten aan die producten, dat ook daarin een groote verscheidenheid ontstond. Ofschoon de beschreven indeeling der behoeften tegelijkertijd ook als grondslag kan blijven gelden voor de verscheidenheid der ambachten van bakker, molenaar of brouwer; van wever en schoenmaker; van steenhouwer, metselaar, timmerman; van pottenbakker, meubelmaker, smid enz., is de ontwikkeling gekenmerkt doordat de genotmiddelen naast de voedingsmiddelen een grooter plaats gingen innemen, en doordat kleeding, woning, huisraad en gereedschappen een kunstzinnige verfijning ondergingen. Deze bleef niet beperkt tot het ridder-kasteel maar kwam zelfs tot sterker uiting in de steden waar kooplieden en ambachtslieden zich te samen vestigden, en het profijt van handel en van de verkregen vakbekwaamheden onder bescherming van vorsten veiliger konden genieten.
Reeds in deze periode van stedenvorming en ontwikkeling der gilden, die in een geschiedenis der techniek ook aan te duiden zou zijn als het tijdperk van het gespecialiseerde ambachtsgereedschap, zijn er reeds enkele hulpmiddelen voor de voortbrenging die buiten dat gereedschap vallen. Allereerst de watermolen, die pas in de 17e eeuw de windmolen naast zich kreeg, en die in hoofdzaak diende voor het malen van graan. Daarnaast waren er ook in primitieve vormen ovens voor het smelten en winnen van metalen en van glas, die zich in enkele streken aansloten bij vindplaatsen van mineralen, en die een betere brandstof dan hout of turf verkregen door de werkzaamheid der houtskoolbranders in de omgevende bosschen.
De molens, maar ook vooral deze eenigszins geheimzinnige nijverheid uit de mijngangen der bergen, stonden aanvankelijk onder de landsheeren en kwamen pas later en slechts gedeeltelijk onder beheer der rijk geworden kooplieden.
In elk geval waren voor den geheelen omvang van het bedrijfsleven deze aanvangsvormen van 't werktuig, 't chemische proces en 't mijnwezen zeer gering van beteekenis. Zij voldeden aan de nog zeer bescheiden vraag naar natuurkracht en metalen.
Een belangrijke verandering in het bedrijfsleven komt tot
| |
| |
uiting in den tijd, die gewoonlijk wordt aangenomen als de overgang uit de middeleeuwen naar de nieuwe geschiedenis, n.l. in de 2e helft van de 15e eeuw.
Reeds was het buskruit uitgevonden, dat voor de burgers en steden een krijgsvoering zou mogelijk maken en de oorlogstechniek inluidde.
De ontdekking van Amerika zou gaan beteekenen, dat de handel niet langer beperkt bleef tot eenige groote handelswegen te land en tot de kustvaart, doch de vrije zee ter beschikking kreeg.
Ten slotte zouden renaissance en humanisme, gesteund door de uitvinding der boekdrukkunst de geestelijke ontwikkeling los maken uit de enge kringen waar de wetenschap werd bestudeerd en bewaard, om de geleidelijke doordringing van alle lagen der geheele menschheid te gaan beginnen. Er ontstonden daardoor uitgebreider behoeften. Oorlog en handel bleken, toen als nu, de scheppers te zijn van opeengehoopte rijkdommen, waarvan de bezitters een - meestal kunstzinnige - weelde zich konden veroorloven, zoodat aan voedsel, kleeding, woning en huisraad de allerhoogste eischen gesteld werden; zoowel aan de ambachten die het een en ander vervaardigden als aan de handelaars die het uit verre streken moesten aanvoeren.
Nieuw waren die behoeften echter vooral waar de vervoermiddelen over de wereldzee gebouwd en uitgerust moesten worden; waar liggend of vervoerbaar oorlogstuig voor georganiseerde legers gevraagd werd, en waar boek en plaat aan de ontwaakte geest bevrediging en genot moesten verschaffen.
Drie nieuwe groepen van bedrijven voegen zich daarom bij de vier, die reeds genoemd zijn, n.l.:
V. De scheepbouw, die niet alleen de bewonderenswaardige houten zeekasteelen moest vervaardigen, doch ook de trekschuit als binnenlandsch vervoermiddel leverde. Bovendien stonden achter de scheepsbouw nog andere bedrijven voor 't maken van de zeilen, de kabels en trossen, de takels en ankers, enz. Ook die voor koetsen en diligencen.
VI. De oorlogsbedrijven, die in tuighuizen alles hadden te vervaardigen wat een leger uit dien tijd, gevormd uit gehuurde vaksoldaten, behoefde aan kanonnen, geweren, voertuigen, pontons, fortenbouw, enz.
| |
| |
VII. De beschavingsbedrijven, zooals die van boekdrukker en plaatdrukker, waarachter noodzakelijk de papiermaker zijn werk moest verrichten, terwijl de lettergieter en boekbinder ermee in onmiddellijk verband stonden. Daarnaast deed ook de beginnende wetenschap reeds bedrijven ontstaan, zooals de instrumentmaker, de kaartenteekenaars, de klokken- en brillenmakers.
De toename in verscheidenheid van beroepen ging uiteraard gepaard met een voortdurende verbetering en verfijning der gereedschappen, en de vraag naar kostbare producten met een groeiende kennis der eigenschappen van de grond- en hulpstoffen. Deze laatste maakte het mogelijk voor de handelswaren een vèr doorgevoerde schaal van qualiteiten intevoeren en werd ook aanleiding de omzetting der stoffen, aanvankelijk in de alchemie, te bestudeeren. Tegelijkertijd werd naast de waterkracht ook van de windkracht gebruik gemaakt om werktuigen te drijven. In hoofdzaak waren het werktuigen om groote kracht uit te oefenen, doch daarnaast ook om de ambachtslieden te ontlasten van bewerkingen van langen en eentonigen duur. Een paar voorbeelden zijn: het stampwerktuig met heien of stampen; de koldermolen of kollergang om harde materialen fijn te pletten en te wrijven; de staarthamer om zware smeedstukken te maken; walsen om te pletten, de hollander om van lompen papierstof te maken; de volmolen om laken te vollen dat is dicht te maken.
De van hout vervaardigde - soms met ijzer of koper versterkte - inrichting van de molens kon ook zonder wind of water gebezigd worden door van trekdieren gebruik te maken. In elk geval werd de molenmaker de werktuigkundige voor de grovere techniek, zooals het de instrumentmaker (wiens vak nauw verwant was met dat van den goud- en zilversmid) werd voor de fijnere techniek. Op gelijksoortige wijze groeiden ook de eerste beginvormen der mijnbouwkunde en van de bedrijven die door smelten, koken, branden, brouwen, uittrekken en dergelijke een primitief-chemische nijverheid vormden.
Zoowel de bewerktuigde ‘molens’ als die bijzondere bedrijfstakken met ovens en ketels en retorten en dergelijke stonden nog altijd afzonderlijk van de eigenlijke ambachten.
De rol van het - door de alchemisten geheimzinnig behan- | |
| |
delde - vuur was nog zeer gering. Het werktuig was nog steeds een hulpmiddel om groven en eenvoudigen arbeid te verrichten. Alles waar vaardigheid bij te pas kwam, eischte den bekwamen goed geoutilleerden vakarbeider, die terdege zijn handwerk moest leeren.
* * *
In de tweede helft van de 18e eeuw begint de groote verandering, die in de 19e eeuw het machinale tot volledige heerschappij zou brengen.
In het bedrijfsleven is de fabriek daarvoor het kenmerkende. Voor een deel kan die fabriek beschouwd worden als de voortzetting van den ‘molen’. Inderdaad is dat in zeer veel gevallen zoo beschouwd. Nog worden in Engeland talrijke fabrieken ‘mill’ genoemd. Daarnaast had echter het woord fabriek reeds een eigen beteekenis ook in ons land, die overeenkomt met wat in 't Fransch manufacture, in 't Engelsch factory werd genoemd, namenlijk een inrichting waar goederen werden gefabriceerd. Niet de wijze waarop dit geschiedde, maar de omstandigheid dat het door meerdere werklieden gezamentlijk in een daarvoor ingericht gebouw voor rekening van een handelaar plaats vond, in plaats van door een ambachtsman in eigen werkplaats, was het kenmerkende voor fabriek in ouderwetschen zin.
In onze tegenwoordige beteekenis is dit ook gebleven b.v. voor een sigarenfabriek, doch als regel is de fabriek een samenkoppeling van de begrippen molen met malende, dus draaiende mechanismen, en - zooals in 't Vlaamsch de fabriek nog heet - het werkhuis.
Het fabriceeren van groote hoeveelheden waren door gehuurde arbeiders, te werk gesteld in een groot gebouw, en wel door daarbij tevens, zoover als dit bereikbaar was, de natuurkracht in de malende tuigen en toestellen toe te passen, is alleen mogelijk geweest door de geweldige ontwikkeling van het werktuig.
Dat naast dier-, water- en windkracht, het arbeidsvermogen nog op andere wijze aan de natuur ontleend werd, eerst door de stoommachine, later ook door ontploffings- en ontbrandingsmotoren, vermeerderde in hoofdzaak de gelegenheid om natuur- | |
| |
kracht aan te wenden, doch veranderde niet veel aan het beginsel dat de drijfkracht der spieren werd vervangen door een die kunstmatig werd verkregen. Evenmin deed dit de toepassing der electriciteit, die in wezen slechts een middel verschafte om de reeds opgewekte natuurkracht over te dragen op veel gemakkelijker en eenvoudiger wijze dan voordien bekend was. Ook dit was daarom een uitbreiding van de gelegenheid om op welke plaats dan ook, over natuurkracht de beschikking te verkrijgen.
De schakel echter die dit verbindt aan het vervaardigen van goederen is het werktuig.
Dit mocht niet langer beperkt blijven tot de allergrofste voorbewerking der materialen, tot het stampen, malen, breken enz. in 't kort tot het oplossen van materialen, maar het moest overnemen alles wat door verfijnd gereedschap in vaardige handen geschiedde om aan het materiaal vorm te geven, het te verfijnen, veredelen, op te bouwen.
Het is er nog zeer ver van verwijderd, dat dit over het geheele gebied van menschelijke voortbrenging geschiedt, evenals het er nog ver van verwijderd is, dat het werktuig het evengoed doet als de vaardige en bezielde hand. Vandaar dan ook dat ‘hand-werk’ een onderscheiding is en niet een blaam van achterlijkheid, ofschoon dit volstrekt niet algemeen geldt en b.v. sommig machinaal werk inderdaad beter kan zijn dan handwerk.
Toch is de geweldige groei der bedrijventechniek veroorzaakt doordat sprong na sprong, in het eene bedrijf na het andere, dikwijls door een zoeken dat zich over tientallen van jaren, tot soms over meer dan een eeuw, voortzet, werktuigen werden, en nog altijd door worden, uitgevonden, die niet alleen de menschelijke kracht, maar ook diens vaardigheid vervangen.
Het is in geen enkel opzicht een eenvoudige ontwikkeling. De geschiedenis van het werktuig is een veel meer verwarde dan b.v. die van de stoommachine, gasmotor of electrische motoren.
Soms neemt het werktuig van het handwerk het oorspronkelijke gereedschap over n.l. uit de handen van den arbeider om het te doen bewegen met behulp van hefboomen, stangen, raderen enz.
| |
| |
op een bijna volkomen gelijke wijze als de spieren van arm en hand dat deden. Ook dan wanneer die bewegingen vereenvoudigd of doeltreffender gemaakt worden, spreekt men in zoo'n geval van gereedschapswerktuigen, b.v. voor 't bewerken van metalen en hout. Herhaaldelijk echter bleek de gebruikelijke handbewerking zoo gecompliceerd, of vereischte die zoo'n fijne aanpassing aan qualiteit of aard van de grondstoffen, dat het noodig was eenige bewerking te splitsen in een reeks van opeenvolgende, eenvoudiger, bewerkingen, - deel-bewerkingen - om dan elk daarvan door een afzonderlijk werktuig uittevoeren. Daarbij behoefde of kon niet steeds de volgorde van de deel-be-werkingen dezelfde blijven als bij het handwerk gewoonte was, maar werden er in die volgorde veranderingen aangebracht. Een voorbeeld hiervan is de spinnerij. Ook kwam juist het omgekeerde voor, dat bewerkingen die bij den handarbeid gesplitst waren, soms zelfs reeds in afzonderlijke bedrijven waren gespecialiseerd als b.v. van den lettergieter en den letterzetter, niet elk afzonderlijk, maar wel te samen in een werktuig - in dit geval de zetmachine - konden worden uitgevoerd.
Ten slotte hebben soms uitvinders geheel nieuwe bewerkingswijzen uitgedacht, die voor het handwerk nooit uitgevoerd zijn of wellicht zelfs onuitvoerbaar zouden zijn, maar die door een werktuig gemakkelijk kunnen worden verricht. Waar sommige bewerkingen wel voor uitvinders toegankelijk schenen, doch hun denkbeelden ten slotte schipbreuk leden omdat er te veel kostbare en tijdroovende proeven noodig waren om tot een regelmatige toepassing te geraken, stond het werktuig jaren lang onbeholpen voor de deur der industrie. Tegenwoordig kan echter in de ‘uitvindings-bedrijven’, speciale werktuigkennis en kapitaal besteed worden, om de uitvinding door de periode van het ‘pokken en mazelen’ heen te helpen. Was een speciaal arbeidswerktuig eenmaal uitgevonden, dan kon dit natuurlijk alleen dan toepassing verkrijgen wanneer het voor den gebruiker voordeelig was. Practisch beteekent dit dat éen arbeider met een of zelfs met meer werktuigen te gelijk veel meer goederen kan voortbrengen, als vroeger met gereedschap. Ten einde in deze richting voortgaande het meeste te bereiken, heeft elk werktuig, wanneer het éenmaal ingeschakeld was tusschen het
| |
| |
bedrijfsleven en de natuurkracht, weer een eigen ontwikkeling doorgemaakt. Verbetering volgde op verbetering. Naast het opheffen van gebreken, en het voorkomen van slijtage of breuk is in de geschiedenis van elk soort werktuig te vermelden, hoe er werd gestreefd naar drie dingen 1o. een snelleren gang, 2o. vermindering van het noodige toezicht of het ingrijpen van een arbeider door het z.g. ‘automatisch’ werken, en 3o. goedkoopte van het werktuig zelf, door eenvoudige samenstelling uit weinig bewerkelijke onderdeelen en door gering verbruik van kracht, smeermiddelen, enz
Het is vooral deze geleidelijke ontwikkeling, die aanleiding is geworden voor het specialiseeren der werktuigen, en wel voor liefst éen enkele soort van éen of ander product, ten einde te bereiken dat voor éen enkel doel het werktuig zoo eenvoudig mogelijk is ingericht b.v. zonder verstel-inrichtingen. Dat maakte het werktuig goedkooper en daar aldoor hetzelfde werk ermee gefabriceerd werd, ging geen tijd verloren en leverde het meer af. Langs de beschreven richtingen is het werktuig niet alleen in de bedrijven doorgedrongen en maakte het van de eenvoudige werkplaatsen fabrieken, doch is het tevens tot een soort splijtzwam geworden, die wat vroeger éen enkel bedrijf was waarin b.v. een tiental soorten van eenig product werden gemaakt, oploste in tien bedrijven, waarvan elk éen dezer soorten vervaardigde. Zelfs ook door van eenige waar niet het gereedzijnde product maar b.v. het half-gereede te maken ten einde dit voor verdere afwerking aan andere bedrijven overtedragen.
* * *
De eerste arbeidswerktuigen ontstonden ongeveer bij den overgang van de 18e tot de 19e eeuw in Engeland, te gelijk met de stoommachine, die door Watt werd toegepast om voor het pompen van water in mijnen ingewikkelde handpompen te vervangen, en die ook de taak der waterraderen van de molens begon over te nemen. De constructie van het eerste arbeidswerktuig en van het eerste stoomkrachtwerktuig is in het Engeland van dien tijd mogelijk geweest door dat van giet- en smeedijzer gebruik gemaakt kon worden, daar men geleerd had die goedkooper te maken, te gieten en bewerken.
| |
| |
Werktuigen van hout met een spaarzame toepassing van primitief bewerkte metalen, en de op gelijke wijze vervaardigde krachtsoverbrenging in de moleninrichting van zware houten assen, raderen met kammen of stangen en dergelijke konden overgaan in veel lichtere, gemakkelijker en daardoor sneller loopende machines assen en schijven van ijzer. Dit metaal schijnt bijna de geheele technische ontwikkeling van de 19e eeuw, immers de eeuw van staal en ijzer, te hebben beheerscht. Ondanks het uitgebreide gebruik van ijzer vóor 't begin der 19e eeuw b.v. voor wapens, gereedschappen, pannen, kettingen, voertuigen, schepen, zoodat in 't begin van die eeuw over de geheele wereld in éen jaar reeds 800.000 ton door hoogovens werd gemaakt, is dit cijfer onbeteekenend bij wat thans noodig is n.l. 65 millioen ton of 80-maal zoo veel.
De laatste helft van de 18e eeuw heeft tot zoo'n sterk toenemend verbruik de stoot gegeven, en dit kon geschieden omdat de in beperkte mate gefabriceerde houtskool die voor het verkrijgen van ijzer uit de ertsen vroeger noodig was, vervangen kon worden door de groote hoeveelheid gedolven steenkool.
Dit is inderdaad het mineraal dat in nog veel sterker mate dan het ijzer de grondslag is voor de moderne techniek. Want behalve dat het noodig is voor het ijzer en voor alle andere metaalsmelterijen, werd het tevens voor alle fabrieken, en voor het geheele verkeerswezen een onontbeerlijke grondstof. Wat het graan is voor de menschheid werd het zwarte voedsel voor dat gecompliceerde werkleven der machines. Het is echter een voedsel dat niet jaar op jaar groeit, doch dat slechts in de voorraadkameren der aarde is opgeborgen. Hoeveel steenkool in de 18e eeuw werd gebruikt is niet nauwkeurig bekend, maar wel weten we dat in 1864 reeds bijna 174 millioen ton over de aarde verbruikt werd, een cijfer dat reeds in 1907 over het milliard heen gegaan is. Ook meent men te kunnen schatten dat 4000 milliard ton de totale voorraad van de aarde uitmaakt.
Deze cijfers heb ik genoemd om duidelijk te maken, hoe de nog primitieve en geheimzinnige nijverheid der bergen, zich heeft ontwikkeld tot een groep bedrijven, die door hun werkzaamheid het leven van bijna alle andere bedrijven mogelijk maken. Tusschen ijzer- en metaalgewinning en de mijnnijver- | |
| |
heid om ertsen en steenkool te delven, staat als een veelvoudige schakel de bedrijvengroep, die zich bezighoudt met het maken der werktuigen. Het is een schakel want de mijnbouw en de metaalgewinning hebben beide al evenzeer den invloed van den werktuigbouw ondergaan en hebben evenals alle andere bedrijfstakken, talrijke werktuigen noodig om hun bedrijf te kunnen uitoefenen.
* * *
Het is van belang te overzien hoe de bedrijfsgroepen ter voldoening aan de nieuwe sedert de 16e eeuw opgekomen behoeften zich verder hebben gedragen tegenover de drie verbonden bedrijfsgroepen van steenkool, ijzer en machine.
Allereerst is de groep van den scheepsbouw uitgegroeid tot een reeks bedrijven voor het vervaardigen van allerlei andere soorten verkeersmiddelen. Het is onnoodig uiteen te zetten, vooral in dezen tijd van een belemmerd verkeer, hoezeer de moderne mensch afhankelijk is geworden van het vervoer van personen en goederen over bijna de geheele wereld. De verplaatsing van mineralen, voortbrengselen van den landbouw en van indrustrieele producten is niet langer beperkt tot het zeldzame en waardevolle doch omvat thans bijna alles, ten einde de rationeele arbeidsverdeeling, waarmede in de gezinshuishouding een begin was gemaakt en die door de ambachten tot landstreken van kleinen omvang was uitgebreid, verder voort te zetten tot de menschheid over de geheele aarde.
Tevens heeft het verkeer de sfeer, waarbinnen de mensch zijn behoefte zoekt te bevredigen tot het opnemen van indrukken en aandoeningen, uitgebreid tot aan de verste grenzen. Ieder heeft zijn gezichtskring en de omgeving waarmee hij in aanraking komt van jaar tot jaar steeds verder zien verwijden.
De middelen, die voor zoo'n verkeer noodig zijn, hebben een omvang verkregen, die talrijke bedrijven behoeven voor geregelde aanmaak en voor het onderhoud van schepen in allerlei gedaanten en afmetingen; van spoor- en tramwegmaterieel, van rijwielen, automobielen, motorrijwielen, en wellicht binnen afzienbaren tijd van luchtschepen en vliegmachines niet uitsluitend met oorlogsbedoeling.
| |
| |
Doch niet alleen voor het vervoer over grootere afstanden, ook voor dat binnen beperkten kring, is behoefte ontstaan aan transport en verlaadmiddelen. Het werktuig dat de handbewerking overnam, moest ook het sjouwwerk overbodig maken. Grootsche installatie's, b.v. in de havens, doch ook buiten en binnen de fabrieken, behooren tot de nieuwere behoeften. Dit zijn wel niet direct behoeften die van individuen uitgaan, maar het gecompliceerder leven heeft tot een levend geheel geworden bedrijven doen ontstaan, die eigen, onpersoonlijke behoeften blijken te hebben. Zij toonden dit b.v. ook nog in een andere richting, die, in tegenstelling tot de groote grijparmen waarmede zij massa-producten verplaatsen, zeer kleine artikelen betreft om n.l. aan de producten in geringe hoeveelheden voor direct gebruik - een aantrekkelijk uiterlijk te geven. Ik bedoel hiermede de verpakkingsartikelen, die van een toevallige bijkomstigheid geworden zijn tot een product waaraan zooveel zorg wordt besteed, dat afzonderlijke en groote bedrijven zich op de vervaardiging toeleggen.
Het zijn kisten in allerlei formaten en afwerking, doozen en kokers van papier en carton in tallooze uitvoeringen, blikken en bussen van metalen, pakpapier en dun metaalblad, potten van aardewerk en van glas, flesschen en capsules om deze afte sluiten, vaten van hout en van metalen, weefsels en zakken. Hoe groot zou niet een tentoonstelling zijn die alles kon bevatten wat tegenwoordig voor de concurreerende verpakking wordt aangemaakt. Nog omvangrijker zou die worden, indien daarbij opgesteld werden de talrijke speciale werktuigen waarmede elk der bedrijven is uitgerust.
Een tweede groep bedrijven, die in de 16e eeuw nog van bescheiden omvang was, en die allerlei oorlogstuig moest vervaardigen, behoeft niet lang de aandacht te vragen. Te diep is in onzen tijd ieder doordrongen van de satanische macht die het nieuwste op 't gebied der vernielingstechniek bezit. De cijfers der oorlogsleeningen vertellen het met beschamende omvang hoe groot en veelvuldig de behoeften zijn geworden van het ‘gewapende volk’, waarin de vroegere legers van huurlingen zich hebben opgelost.
Toen het gereedschap tot werktuig vergroeide werd de mensch
| |
| |
die het eerste als meester hanteerde en door deze verlenging van zijn hand met zijn macht ook het gevoel van eigen waardigheid verwierf, tot een slaaf gemaakt, slaaf n.l. van de in 't werktuig verduizendvoudigde geest van den uitvinder. Iets dergelijks toont de overgang van het handwapen naar de nieuwe oorlogsmachines. Waren degen en sabel de uiterlijke bewijzen van de vechtwaarde van zijn drager, thans zijn de soldaten ondergeschikt geworden aan de talrijke oorlogsmachines, wier vernielingswet in haar zelve nauwkeurig is aangegeven, zoodat zij die haar bedienen, slechts een bevel opvolgen, dat door den uitvinder jaren te voren is opgesteld.
Aangenamer is het te kunnen letten op de bedrijven, die, ook sedert de 16e eeuw, begonnen zijn een algemeene beschaving te verspreiden en binnen elks beschikking te brengen. Afgezien kan worden van de vraag of de aard en de wezenlijke inhoud der beschaving, voor wier verspreiding een veelvuldige massa van middelen beschikbaar is gekomen, sedert humanisme en renaissance erop vooruitgegaan is. Dit ligt niet aan de veelheid of aan de hoedanigheid der beschavingsmiddelen. Deze zijn op zichzelf niet anders dan blinde dragers. Een goed boek kan heel wat slechter gedrukt en gebonden zijn dan een slecht. Hier gaat het er thans om dat van die blinde dragers, of in 't algemeen gezegd van de materieele middelen die de gelegenheid scheppen ter verspreiding van de beschaving, een ongekende veelheid en veelvuldigheid is voortgebracht. Niet alleen een boek, maar geheele bibliotheken kunnen binnen ieders bereik zijn. Daarnaast verschaft de papierindustrie, die van over de geheele wereld grondstoffen betrekt om ze omtezetten in het blanke blad, zooveel daarvan aan de drukkerijen, dat deze met krant en tijdschrift in druk en beeld alles wat er op de wereld omgaat, en wat er in wetenschap en kunst wordt gepresteerd, vlug binnen ieders bereik kunnen brengen.
Teeken- en schrijfmiddelen worden voortgebracht door groote potlood- en pennenfabrieken, inktfabrieken. Hoe ook daarin een specialiseering doordringt bewijst b.v. de vervaardiging van de vulpen en het zakpotlood. Bovendien houden afzonderlijke bedrijven zich bezig met de aanmaak van kantoorbehoeften, leermiddelen en schildersbenoodigdheden.
| |
| |
Van hoe grooten omvang wordt de vervaardiging van schrijfmachine's, kopiëer- en rekenmachines.
Wat bij de verspreiding van gedrukt papier bovenal opvalt is de voorrang die de prent boven de tekst bezig is te verkrijgen. Van maandblad naar weekblad gaande is de cliché-afdruk al vrij ver doorgedrongen tot het dagblad. Bovendien is de behoefte van het zien van vreemde voorstellingen nog vergroot door de bioskopen. De aanmaak van kinematografen en films - lichtdragers en toch blind - heeft aldus een bedrijf gevormd naast dat van boek en krant. Het instrument heeft zich daarbij ontwikkeld tot een werktuig om bevrediging van geestelijke behoeften in massa te kunnen uitvoeren.
Dat de instrumentenfabrikage de ontwikkeling der wetenschap in de tallooze universiteiten en scholen moest dienen, en daarvoor zich op gelijke wijze had te specialiseeren als elk bedrijf dat in 't groot goedkoope artikelen vervaardigt, leidde er natuurlijk toe dat ook in de leekenwereld behoefte ontstond naar die soort instrumenten, wier behandeling tot een ‘liefhebberij’ werd. Zoo b.v. voor fotografie-toestellen, kijkers, e.d.
Nauw verwant met de geestelijke behoeften, waarvoor zoo verscheidene bedrijven de materieele middelen moeten scheppen, zijn een reeks behoeften, die kenmerkend zijn voor de moderne beschaving. Deze komen vooral tot uiting in de groote steden, doch verspreiden zich van daaruit ook naar 't platteland. Het zijn behoeften, die voor een deel voortkomen uit de eischen van veiligheid en gezondheid, voor een ander deel uit behagen aan wat zoo vaak als ‘comfort’ wordt aangeduid.
Behalve dat de woninginrichting en het huisraad een vervorming ondergingen, hebben gelijksoortige behoeften zich uitgebreid tot de openbare straten en wegen.
Als een nevengroep van de bedrijven, die beschavingsindustriën te noemen zijn, kan men daarom een plaats inruimen voor een groep bedrijven der publieke diensten. Niet alleen vormen die diensten op zich zelf reeds bedrijven, die zoo veel mogelijk zijn voorzien van technische hulpmiddelen. b.v. post, telegraaf, telefoon, gasfabrieken, electrische centralen, waterleiding, gezondheidsdienst en die der eerste hulp bij ongevallen, contrôle-dienst op voedingsmiddelen, abattoirs enz. Bovendien
| |
| |
eischen die bedrijven bijzondere artikelen, gereedschappen en werktuigen, voor wier vervaardiging fabrieken moeten zijn ingericht.
De menschelijke behoeften, waarvan ik in mijn beschouwingen ben uitgegaan, en die zich van materieele tot geestelijke konden uitbreiden, bleken in het gecompliceerde moderne productieleven reeds te zijn overgegaan in behoeften van op zich zelf levende, samengestelde bedrijven. Bovendien toonen zij ook geleidelijk over te gaan in behoeften niet meer van éen individu of van éen gezin, doch in behoeften van een kleinere of grootere samenleving.
Natuurlijk waren die er ook vroeger wel, doch niet zoo scherp omlijnd en zoo ver afgescheiden van wat persoonlijk de mensch noodig heeft.
Vooral de behoeften van het bedrijf als zoodanig zijn belangrijk en in zekeren zin een indirecte behoefte voor iedereen, omdat allen afhangen van de werking der fabrieken. Zoo straks heb ik reeds bij de ontwikkelingsrichtingen van het werktuig besproken, hoe in de eerste plaats ijzer en onmiddellijk daarachter steenkool noodzakelijk in groote hoeveelheid en goedkoop voortgebracht moeten worden om de machinefabrikage in staat te stellen alle bedrijfstakken te voorzien zoowel van de z.g. ‘krachtwerktuigen’ die de drijfkracht te leveren hebben, als van de ‘krachtsoverbrenging’ en ten slotte van de ‘arbeidswerktuigen’.
De machinefabrikage en de steenkolenmijn met daartusschen het hoogovenbedrijf en walswerk zijn als 't ware de kern van de tegenwoordige bedrijventechniek. Vergelijkt men het geheel bij een levend organisme dan is de machinefabrikage tegelijk hersenen en hart, terwijl de ijzer- en steenkoolgewinning er longen en maag van vormen.
Toch zijn er nog tallooze andere behoeften van het moderne bedrijf buiten die aller-vitaalste.
De electro-technische industrie, die hoe jong ook, zich reeds in tal van soorten bedrijven splitste, al worden velen daarvan door machtige syndikaten onder éen beheer gesteld, zijn in deze beschouwing te zien als een zijtak der machine-fabrikage, omdat zij in hoofdzaak de middelen vervaardigt om de opge- | |
| |
wekte natuurkracht over te brengen. Voor een veel kleiner deel is zij te beschouwen als een bedrijf dat instrumenten vervaardigt.
Petroleum-, bruinkool- en turfbedrijven zijn op gelijksoortige manier te beschouwen als de kleinere zusters van de steenkolenmijnen, voor zoover zij ook brandstoffen leveren om energie te verkrijgen.
De overige industrieele behoeften behalve die voor de machinerie en de brandstof, betreffen een groot aantal producten van de meest uiteenloopende grondstoffen. Om zich daarvan een denkbeeld te maken behoeft men slechts een fabrieksmagazijn binnen te gaan.
Veel van die producten zijn gelijksoortig aan die welke ook voor direct gebruik in een gezin of voor huisraad, gereedschap of woning noodig zijn. Om eenige te noemen zal bijna elk bedrijf noodig hebben: smeerolie, petroleum, leer, weefsels, borstels, bezems, schuurgerei, houten en ijzeren gereedschappen, enz.
De grondstoffen die voor deze talrijke bedrijfstakken ter beschikking staan, zijn van plantaardigen en dierlijken of van mineralen oorsprong. Overal is de landbouw, en zijn ook veeteelt of visscherij er op ingericht om behalve voedsel ook handelsgewassen of handelsproducten voort te brengen. Daarnaast kunnen mijnen en groeven talrijke mineralen aan 't daglieht brengen. De groote veranderingen die in deze gewinningsbedrijven ontstonden door het verbeterde verkeer, door transportmiddelen ter plaatse, en door toepassing van werktuigen, zijn vooral veroorzaakt door het beheerschen van de omzettingen dier stoffen tot andere, veredelde of zelfs tot geheel nieuwe vormen.
Het is de ontwikkeling der scheikunde, die dit mogelijk maakte. Vandaar dat naast de reeds genoemde bedrijfsgroepen nog die der chemische fabrieken te vermelden valt.
De verhouding hiervan tot het geheele overige bedrijfsleven is niet zoo eenvoudig aan te geven, ook al omdat de begrenzing der chemische industrie niet gemakkelijk is vast te stellen.
Voor een deel knoopt zij zich direct vast aan het mijnbedrijf b.v. voor de z.g. metallurgie, het gewinnen der metalen uit ertsen; voor een deel ook aan de landbouw om b.v. uit plantendeelen bijzondere organische stoffen te vervaardigen. Soms levert
| |
| |
zij uitsluitend grond- of hulpstoffen: b.v. allerlei zuren en zouten, allerlei kleuren voor de ververijen, soms ook directe verbruiksartikelen zooals zout, zeep, kaarsen, geneesmiddelen.
Die uitgebreide geaardheid behoeft ook eigenlijk niet te verwonderen, daar de chemische omzetting van allerlei materialen naast de machinale bewerking gesteld kan worden, voorzoover beide gelijktijdig in het geheele bedrijfsleven doordrongen om het te vernieuwen en op een anderen, den rationeelen, grondslag te stellen.
Waar echter thans de techniek en niet de chemie der bedrijven ons bezighoudt zal op den invloed van het chemisch proces en van de chemische contrôle niet verder worden ingegaan.
Slechts dit zij ervan vermeld, dat ook het chemische proces een techniek heeft, die voor een deel voortkomt uit speciale werktuigen b.v. om te roeren, te kneden, maar voor een ander zeer groot deel door den bouw van toestellen en ovens, waarmede het mogelijk is op groote schaal het vuur, of nader omschreven, de omzettingen der grondstoffen bij allerlei temperaturen, te beheerschen. Daardoor is er weer een nauw verband met machinefabricage en steenkolengewinning, die tezamen ook voor de chemische bedrijven, de onmisbare basis vormen.
* * *
In vluchtige en vage trekken teekende ik U een beeld van den samenhang in het moderne bedrijfsleven, zooals dat door allerlei omstandigheden losgeraakt is van de directe behoeften eener engere omgeving.
Hoezeer ook de bedrijven voor een groot deel werken om elkaar onderling te bedienen, en om de werktuigelijke inrichting eener wereldproductie en van een wereldverkeer te voltooien, toch dient ten slotte alles bij elkaar om in menschelijke behoeften te voorzien. Hoe groot ook de omvang en de intensiteit van de materieele en geestelijke behoeften is toegenomen, er is geen oorlogstijd noodig om ons eraan te herinneren dat er toch enkele zijn, en wel de oudste, die een voorrang moeten hebben boven alle anderen, die primair zijn.
Daarom is het van belang te kunnen nagaan, hoe onder in- | |
| |
vloed van de moderne bedrijventechniek, de voortbrenging der producten voor die directe bevrediging der primaire behoeften zich heeft gevormd.
Van de kleedingsartikelen zal het in deze cursus uitvoeriger geschieden. In overzicht kunnen thans de groepen voor de voeding, de woning en huisraad met gereedschap besproken worden. Tegengesteld met het kleedingsbedrijf zijn daar nog zeer vele oude vormen der voortbrenging te vinden, zij 't ook naast geheele nieuwe en moderne bedrijfstechniek.
Het eerste voorbeeld levert daarvoor het bakken van brood uit graan. De windmolen met maalsteenen en de meest primitieve bakovens worden nog gebruikt, terwijl toch ook de meelfabriek uit granen van alle deelen der aarde verschillende qualiteiten meel vervaardigt met een bewonderenswaardig samenstel van werktuigen. Ook de broodfabriek beschikt over machines en ovens die een reeds vrij lange ontwikkeling hebben doorgemaakt. De specialiseering vertoont zich bovendien in fabrieken van beschuit, van biscuits, van wafels, van koek, van ouwel, vermicelli, Joden-paaschbrood. Ook voor de grutterij, die gerst, haver en boekweit verwerkt, geldt hetzelfde, al zijn er in ons land daarvan niet zulke moderne bedrijven als b.v. in Engeland, Oostenrijk en Amerika.
Daarentegen is er in ons land speciaal een zeer modern toegerust bedrijf van een volledig uitheemsch graan, namelijk de rijstpellerij. De plattelandsche molens, die uit zaad olie sloegen en veekoeken afleverden zijn bijna geheel verdrongen door oliefabrieken met uitgebreide machinale inrichtingen, die van veraf grondstoffen betrekken.
Een groot deel van de granen wordt zooals bekend is omgezet in de gistfabrieken, branderijen, spiritusfabrieken en bierbrouwerijen. De ondergang van de ouderwetsche Schiedamsche branderij is nog niet geheel voltooid. Tegenover de moderne gist- en spiritusfabrieken is de strijd echter buitengewoon zwaar. Ook in de bierbrouwerijen is de primitieve bedrijfsvorm zoo goed als geheel verdrongen door een zeer modern ingerichte fabriek, die zich van de mouterij splitste en aan een nieuwe fabrikage, namelijk die van ijs het leven gaf.
Een verwante bedrijfstak van de meelfabrikage, die echter
| |
| |
een speciaal product vervaardigt dat wel voedingswaarde heeft doch gedeeltelijk voor andere doeleinden wordt gebruikt, is de fabrikage van zetmeel, dextrine, stijfsel, stroop, glucose uit aardappelen, mais of rijst. Het zijn grootendeels modern ingerichte bedrijven, die zich hiermede bezighouden.
Een ouderwetscher fabrikage is die van azijn uit moutwijn of bier, die echter in zware concurrentie komt met de ijs-azijnvervaardiging als product der houtdestillatie.
Naast graan komen de groenten en vruchten, die nog tot voor kort regelrecht van verbouwer tot verbruiker gingen, behalve de inmaak op betrekkelijk kleine schaal. Ongetwijfeld heeft de oorlog een stoot gegeven tot het uitbreiden der fabrieken om intemaken en vooral om te conserveeren door drogen.
In nog sterker mate aan bederf onderhevig als de groenten en de vruchten is het vleesch. De gewone slagerij voor direct verbruik is echter aan 't verdwijnen voor 't abattoir. Maar bovendien volgt ook ons land de groote vleesch- en worstfabrieken uit Chicago na, die door conserveering, hetzij als exportslachterijen, hetzij b.v. ook door bevriezen een massaal handelsproduct vervaardigen.
Hoe de zuivelbereiding uit de boerderij naar de fabriekjes is overgegaan, is bekend genoeg. Slechts voor de kaasbereiding blijft dit terug. Hoewel de coöperatieve fabriekjes met het oog op den aanvoer betrekkelijk klein zijn, hebben de fabrieken tot melk-conserveering als gecondenseerde melk of als melkpoeder groote afmetingen aangenomen. Hetzelfde geldt ook voor de margarine-fabrikage, die veel melk behoeft.
Een landbouw-industrie bij uitnemendheid, die een moderne techniek noodig heeft, is de beetwortelsuikerindustrie, die nauw verbonden is met de suiker-raffinaderij eveneens in groote fabrieken ingericht, waarachter als nevenbedrijf de melasse-verwerking volgt.
De lijst der bedrijven voor voedingsmiddelen moet nu verder aansluiten bij een reeks die meer in 't bijzonder genotmiddelen vervaardigen of bewerken. De uit onzen oud-hollandschen handel bekende specerijen vereischen over 't algemeen weinig afwerking, evenmin als de thee. Belangrijker arbeid moet aan de koffie worden besteed, doch een eigenlijke fabrikage is volledig
| |
| |
ontwikkeld voor de cacao en chocolade, met geheel voor dit bedrijf gespecialiseerde werktuigen.
Ten slotte de tabak. De verwerking tot sigaren is feitelijk onveranderd gebleven. Van zeer geringe beteekenis zijn de werktuigen die ervoor noodig zijn. Wel is er een machinaal bedrijf en zelfs een met zeer ontwikkelde werktuigen voor de rooktabak. En buitengewoon ver doorgevoerd is de machinale bewerking der sigaretten.
Het heeft de schijn of een voor onze directe omgeving zoo belangrijke bedrijvengroep als die der bouwbedrijven den invloed van het werktuig al zeer weinig onderging. Waar wij bij woningbouw rondzien schijnen de ambachtslieden nog op gelijke wijze het vak te beoefenen als eeuwen geleden. Dit betreft in hoofdzaak het in elkaar zetten van het gebouw uit de bijeengebrachte materialen. De aard en de vervaardiging daarvan heeft echter wel degelijk den invloed der machine ondergaan. Allereerst vervullen cement en ijzer onder de materialen een rol, die aldoor belangrijker wordt. Ook de uit klei gebakken steenen, pannen, tegels zijn reeds voor een deel anders vervaardigd en in bedrijven, die meer en meer de moderne techniek van werktuigen, transporteurs en ovens volgen.
Slechts de natuursteen bleef achter, hoewel ook hiervoor de machine niet ongebruikt blijft.
Het sterkst toont zich de machinale bewerking voor het hout. Timmerfabrieken leveren ramen, kozijnen, trappen, meubelfabrieken betimmeringen, speciale fabrieken ook parketvloeren.
En wat in de moderne woning nieuw is voor sanitaire inrichting, kunstverlichting, centrale verwarming, komt zoo goed als alles uit groote fabrieken.
Een buitengewoon interessant gebied voor den werktuiginvloed leveren de bedrijven, die huisraad en gereedschap vervaardigen. Daarbij moet het eigenlijke bedrijfsgereedschap uitgezonderd blijven. Dit is zeer sterk gespecialiseerd, nog veel verder dan het in den gildentijd reeds was, omdat het nooit door het werktuig geheel werd verdrongen. Voor zoover het niet in 't gereedschapswerktuig is opgenomen, bleef het ernaast bestaan. Speciale fabrieken houden zich met de vervaardiging bezig. Eenvoudig gereedschap en vaatwerk voor allerlei huise- | |
| |
lijke werkzaamheden, dat vroeger door smid, koperslager, pottebakker, glasblazer, borstelmaker, enz. werd gemaakt en hersteld, behoort ook thans tot de massa-artikelen.
Voor een deel bracht dit veranderingen teweeg. Geëmailleerde pannen, ordinair glaswerk, goedkoop wit aardewerk en porcelein verdrongen de grovere aarden potten en pannen en 't vertind koperen gerei.
Het bleek echter dat hiermede de behaaglijkheid van de huiselijke omgeving niet verhoogd werd.
Een streven om hier tegen in te gaan kwam door het kunstambacht tot uiting.
De industrie nam echter reeds voor een deel dat streven over, en breidde het in zekeren zin uit door naast de oude materialen tin en koper, ook de nieuwe het aluminium en nikkel op te nemen.
Bovendien heeft de moderne industrie ook reeds een begin gemaakt met een poging om in het gezin het gereedschap te gaan vervangen door het arbeid-sparende werktuig, b.v. de stofzuigers, al stuit dit tot nu toe nog op groote bezwaren.
* * *
Ten slotte kom ik tot het gebied der kleeding. Daaronder zijn ook te rekenen de leerlooierij en de schoenfabrikage.
Zeer lang is dit bedrijf gebleven bij het oude handwerk, doch in de laatste 25 jaren heeft er een zoo volledige omwenteling plaats gegrepen dat de schoenfabriek als een voorbeeld zou kunnen gelden voor de gespecialiseerde verdeeling van het handwerk over een reeks zeer vernuftige werktuigen. Ook de leerlooierij onderging tegelijkertijd den dubbelen invloed van systematische toepassing der chemische procedé's en van het gespecialiseerde werktuig.
Bij de vervaardiging der primitievere voetbekleeding, de klompen, is er nog steeds een strijd om voorrang tusschen 't handwerk en de machine.
Voor hoeden heeft de laatste 't pleit gewonnen, waarmede de laatste overblijfselen der vilten hoedenfabrikage uit ons land verdwenen.
| |
| |
De textielindustrie, die uit vezelstoffen eerst garens, en daarna van deze weefsels vervaardigt, is de bedrijfstak waar het werktuig het allereerst een poging heeft gedaan om het handwerk, dat hier veel ouder is dan de beschavingsgeschiedenis, te verdringen. Zij is van dien strijd niet alleen de voorlooper maar ook het voorbeeld geweest. Reeds daarom is het van belang kennis te nemen van de textieltechniek. Er zijn echter ook tal van andere redenen waarom deze bedrijfstak verdient gekend te worden.
Allereerst heeft ieder met de textiel-producten te maken; ofschoon de oude spreuk: de kleeren maken den man, vanwege de groote en toenemende uniformiteit in de heerenkleeding wellicht beter op de andere sexe zou kunnen worden overgedragen, staat het toch vast dat de kleeding in de aesthetische belangstelling van velen vooraan staat. Ook voor het inrichten van 't leven naar rationeele beginselen, zal de hygiënische waarde der kleeding aandacht verdienen. Het komt daarbij vooral aan op den aard der stoffen waaruit de kleeding is gemaakt, maar ook op de wijze waarop de grondstof is verwerkt.
De textiel-producten krijgen bovendien meer in toenemende mate belang voor de nijverheid.
Waren het vroeger de zeilen der schepen, die spinners en wevers op uitgebreide schaal werk verschaften, thans komen daarvoor de ballon- en vleugelbekleeding van luchtschepen en vliegmachines in de plaats.
Ook de fietsen en de auto's hebben in de rubberbanden een canvasgeraamte noodig. Tal van industriën vragen verder weefsels en garens, b.v. vilten voor papier, filterdoeken, zijden gazen in de molens, enz.
Behalve de belangstelling voor de waren, de artikelen, die de textielindustrie moet voortbrengen, en die zich hebben aantepassen aan den smaak van millioenen, en aan de eischen van practisch gebruik, verdient ook de bedrijfstak zelf de aandacht om de enorme hoeveelheid, die zij moet produceeren. Naar schatting zijn van de 1.5 milliard menschen, die op de aarde leven, slechts ⅓ naar onze begrippen volledig gekleed, de helft slechts half gekleed en minstens 250 millioen zijn nog ongekleed. Bij den vooruitgang der beschaving is hier dus nog een belang- | |
| |
rijke taak te vervullen. Bovendien zijn bij het half milliard zoogenaamd volledig gekleeden er talrijke die daarmede nog zeer matig tevreden zijn, en die bij verbetering van positie dit stellig ook in de kleeding willen bemerken.
Ondanks dit alles zijn bij verscheidene beschaafde volken gemiddeld 10% der werkzame arbeiders en arbeidsters bij de textielindustrie betrokken.
Het zou onmogelijk zijn een zoo matig deel der bevolking te belasten met de kleedingverzorging indien niet door een zeer uitgewerkte techniek bereikt was dat per arbeider de productie aldoor steeg en een enorm veel hooger cijfer aangeeft als bij 't handwerk mogelijk is.
De bewerking van het spinnen en weven eischte dan ook eertijds buitengewoon veel tijd en zorg en arbeid. Toen voor een eeuw nog menig gezin zich tenminste van linnengoed en van gebreid zelf voorzag, al werd laken van buiten betrokken, was de voorziening heel wat kariger dan nu, en werd dit toch slechts verkregen ten koste van elk oogenblikje dat er aan vrijen tijd overbleef.
Daarom is er - indien die oude schilderachtige tijd van 't eigen spinnewiel en, op 't platteland ook voor een deel, van 't eigen getouw in 't geheugen teruggeroepen wordt - iets ongeloofelijks in gelegen dat een zoo groote verscheidenheid van eenvoudige en zeer versierde stoffen binnen bijna elks bereik zijn gekomen.
Het verrassende bestaat echter voor ons geslacht niet meer 't Spinnewiel is een antiquiteit geworden, en 't houten weefgetouw een merkwaardigheid van 't huisbedrijf in arme streken. Manufacturen in de grootste verscheidenheid zijn iets zoo van zelfsprekends, dat er nauwelijks aan gedacht wordt hoe ze zijn vervaardigd, en nog minder hoe men tot die wijze van vervaardigen is gekomen. Toch is dit veroorzaakt door het werktuig, dat in Engeland, nu 1¼ eeuw geleden zijn invloed begon uit te oefenen en dat in ons bedrijfsleven het tempo bracht der snelle veranderingen, die wij voortdurend beleven en waarvan het eind nog niet is te voorzien. Bij zijn aanvang leert men het beste de groote omwentelingsmacht van het werktuig kennen, ook de beloften van de groote voordeelen die het bevat.
| |
| |
Sociologen noemen het gereedschap een verlengstuk van de hand, waardoor de mensch nog meer macht kreeg over zijn omgeving dan de aard zijner ledematen reeds medebracht.
Het werktuig is echter veel meer. Het is de teugel waarmede geheimzinnige natuurkrachten worden beheerscht om elke soort arbeid, dien de mensch behoeft naar zijne aanwijzingen te verrichten.
Die teugel ontleent haar invloed aan het scheppend vernuft, zooals dat in de ijzeren organen een uiting vindt, maar leert zeer spoedig buiten dat vernuft om hetzelfde werk te verrichten.
Vandaar dat de bedrijventechniek kan beschouwd worden als een bestendiging, een opeenhooping en ten slotte een vermenigvuldiging van wat menschelijke hersens zich hebben uitgedacht om productieve macht te verkrijgen.
En ondanks het bijna niet meer mogelijk schijnt om wat er in een eeuw aldus bereikt werd te overzien, zal het toch noodig zijn aan de nieuwe wereld, die aldoor verder in ijzeren mechanismen groeit, opnieuw een teugel aan te leggen, om haar meer tot nut te maken dan thans geschiedt; om verder verkwistingen en vernielingen tegentegaan en om de menschheid meer er van te doen genieten.
De wereld der bedrijventechniek is te beschouwen als een nog onbeheerschte chaos van een enorme massa scheppende krachten, elk op zich zelf een voorbeeld van vèrgaande natuurbeheersching.
Juist daarom te meer verdient die bedrijventechniek krachtens de beproefde leuze: kennis is macht, belangstelling ook van anderen dan wier vak dit onmiddellijk medebrengt. |
|