die beelden en klanken schept, maar ook de wetten en vormen, waarna en waarin zij zich openbaren, omdat deze in hem was.
In een der besprekingen dezer jongste uitvoeringen werd betreurd, dat Mahler de concentratie zijner phantasie niet tot het einde toe heeft kunnen volhouden, dat hij in het slotdeel breedsprakig wordt en zijn melodiek in het hem eigene kernlooze pathos vervalt.
Ik voor mij geloof dat niet; ik ben overtuigd, dat in het heele werk - en dus ook in het slotdeel - die Eenheid is, die ik zooeven trachtte aan te toonen, die noodzakelijke Eenheid, die nooit iets met breedsprakigheid gemeen kan hebben; ik meen - de bewering van het ‘hem eigene kernlooze pathos’ voor rekening van den steller latend - dat integendeel de vijf voorafgaande deelen slechts treden zijn om de hoogten te winnen van het slotdeel, die hoogten van waar eens Goethe zijn torenwachter zingen liet: ‘ihr glücklichen Augen, was je ihr gesehn, es sei wie es wolle, es war doch so schön.’
Is niet het geheel slechts geschreven, om zoo zeker, zoo berustend van de aarde afscheid te nemen? Is dan die schrijnende smart, dat matelooze lijden van een mensch die genooten zocht en eenzaam in zijn rijk van droomen bleef, is dat laatste deel dan niets dan breedsprakigheid?
't Is waar: die stil-treurende hobo-klacht die niet einden wil gelijk armen die rekken en zoeken; die laatste geweldige stijging: noodkreet naar een schoonheid, die onvergankelijk is met als noodzakelijk gevolg en tegenstelling een daling naar de diepste diepten; en weer die stil-treurende hobo-klacht - 't is waar, dat alles is zoo vermurwend, zoo ondragelijk van droefheid, dat de snaar in ons tot het uiterste gespannen wordt. De hooge voortdurend inzettende en weer afbrekende E der strijkers is als het laatste weifelen voor de onpeilbare afgrond - wel of wee?
Maar dan komen die klankgolvingen, die ons doortrillen, de hooge leege E voegt zich bij het reine C-akkoord door alle instrumenten met zoo een teederheid en zoo een warmte aangeheven, dat wij, diep-ademhalend, de bevrijding voelen, geluk