De Beweging. Jaargang 12
(1916)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Amerikaansche crimineele politiek (het honor-system)
| |
[pagina 178]
| |
van meening, dat het Honor-System in zijn gronddenkbeeld niet nieuw is. Niet anders dan de zeer zuivere toepassing van de verbeteringsleer, wellicht juister gezegd de aanpassingsleer in de Crimineele Politiek. In den Staat Arizona is het Honor-System ingevoerd door den Gouverneur Georges W.P. Hunt. Hij schrijft er overGa naar voetnoot1): ‘Like all great movements this one is marvelously simple. It is based on the theory that the good in men is stronger than the evil, and we have proved that theory. We have made a direct appeal to the better nature in men and we have shown that to be the easiest thing in the world to do, if you go at it rightly. The touchstone we have found to be honor’. De verbeteringsgedachte is sinds langen tijd van minderen of meerderen invloed geweest op de ontwikkeling van het Strafrecht in verschillende landenGa naar voetnoot2). Zij was zeker den ontwerpers van het Wetboek van Strafrecht niet vreemd en de Kinderwetten zijn voor een zeer belangrijk gedeelte toepassingen ervan. De verbeteringsgedachte en de vergeldingsgedachte zijn niet met elkander strijdend, gelijk vroeger door mij reeds werd uiteengezetGa naar voetnoot3). Bij de tot stand brenging van het Wetboek van Strafrecht is dit door den Minister Modderman voortdurend betoogdGa naar voetnoot4). Aan den anderen kant kan niet worden ontkend, dat althans in Holland, de voorstanders van de toepassing van de vergeldingsgedachte tegenstanders zijn van de toepassing van de verbeteringsgedachte. Aldus b.v. de Heer Heydenryck in de Tweede Kamer (Smidt 1:15) ‘De eigenlijke strekking van het geheele Wetboek is: de veroordeelden te verbeteren’. De Minister Modderman heeft dit ontkend (Smidt I 17) waarbij hij den Heer Heydenryck beantwoordde: ‘Dit is eene zeer zonderlinge en voor driekwart valsche voorstelling. | |
[pagina 179]
| |
....‘De straf strekt niet tot verbetering, maar dit belet niet, dat men juist in het maatschappelijk belang zooveel mogelijk de verslechtering der gevangenen voorkome en hunne verbetering zooveel mogelijk bevordere’. En later bij de beraadslagingen in de Eerste Kamer (Smidt I 30): ‘Geen sprake dus van verbeteringstheorie of van die gemakzucht, die om gemeenschappelijke gevangenen rustig te houden hun een aangenaam leventje bereidt’. Bij de behandeling van de strafrechtelijke kinderwetten heeft de Heer De Savornin Lohman, voorstander van de vergeldingsgedachte zich stellig tegenstander verklaard van de aanhangige wetsontwerpen op grond, dat daarin de verbeteringsgedachte was toegepast. (Smidt V 350). Voor Nederland geldt zeker dit: de voorstanders van de vergeldingsgedachte zijn tegenstanders van de verbeteringsgedachte. Zij beschouwen de verbeteringsgedachte als iets, dat goddeloos is en onchristelijk. B.v. de Heer Heydenryck. (Smidt I 15). ‘Ik vind in het ontwerp van alles. Maar wat ik er niet in vind is God’. En voorts: ‘De eigenlijke strekking van het Wetboek is: de veroordeelden te verbeteren’. Het Amerikaansche Honor-System is de meest zorgvuldige doorvoering van de verbeteringsgedachte in het Strafrecht. Men zou dus verwachten, dat de voorstanders van dit stelsel zeer goddelooze, zeer onchristelijke mannen zouden zijn. Juist het tegendeel is waar. Zij achten eerder de vergeldingsgedachte dan de verbeteringsgedachte in strijd met de juiste vroomheid en met den juisten christenzin. George Wharton James schrijft in het Tijdschrift ‘Out-West’ van November 1912 in eene bijdrage: ‘The helping hand versus the clenched fist, What Governor Hunt has accomplished in the Arizona State Prison: ‘But, thank God, there are men in power, who, whether professed Christians or not, are awakening to the real teachings of the spiritual Christ, and while they are neither fools nor sentimentalists, for they fully recognise the evil actions of the men they deal with, they fully believe in punishment, provided it has some good end in view, and they take the facts of life as they find them, these men yet believe that it takes more than one crime, one lapse, or even a dozen, to make a confirmed and hopeless criminal. They believe in giving a man | |
[pagina 180]
| |
who has fallen a chance to get up, to try to make good’. In denzelfden zin schrijft de Heer J.J. Sanders, Parole Clerk, in het ‘Report of the Superintendent Arizona State Prison’ over het jaar 1912: ‘The great principles of Christianity are just being introduced into American prisons. Pagan customs of cruel torture were in vogue previous to the dawn of this new Christian era.’ Strijdig met de leerstellingen van het Christendom is het Honor System dus stellig niet. Het loont wellicht de moeite kennis te nemen van de persoonlijkheid en van de geschriften van sommige mannen, die bij de toepassing van dit stelsel betrokken zijn. In de eerste plaats de Heer Georges W.P. Hunt, de tegenwoordige Gouverneur van Arizona, die het nieuwe stelsel in de gevangenissen in Arizona heeft ingevoerd. Eene levensbeschrijving van Gouverneur Hunt vindt men in Hearst Magazine van September 1912. Den 1sten November 1859 werd hij geboren te Huntsville in den Staat Missouri. In het voorjaar van 1878 vertrok hij op avontuur Westwaarts. De maand Maart zag hem te Kansas City. De maand Mei te Denver zonder een duit op zak. In 1879 werkte hij in eene strijkerij in Leadville, in 1880 in een steenfabriek in Durango. Vervolgens was hij veerman op de Rio Grande, mijnwerker en bordenwasscher in eethuizen. Later nog veeboer, winkelier en bankier. In 1893 werd hij afgevaardigde in de wetgevende vergadering van Arizona, toen nog slechts een territorium. Bij de verheffing van Arizona tot eenen Staat werd de Heer Hunt de eerste Goeverneur. Een van zijne voornaamste zorgen is de verbetering van het lot van de gevangenen geweest. Het oude vergeldende strafstelsel werd vervangen door een stelsel geheel gericht op de versterking van de persoonlijkheid van de gevangenen. In de eerste plaats werd men bij deze algeheele verandering van strafstelsel geleid door overwegingen van menschlievenden aard. Maar het nieuwe stelsel is ten slotte niet gekozen uit overdreven goedwilligheid tegenover de beroepsmisdadigers, doch omdat de uitslag in andere Staten de deugd van het nieuwe stelsel bewezen had zoowel ten aanzien van volwassenen als ten aanzien van kinderen. Over de gunstige ervaringen, die | |
[pagina 181]
| |
men ten aanzien van kinderen met het nieuwe stelsel voortdurend opdeed, heeft de bekende kinderrechter uit Denver, Colorado, de Heer Ben B. Lindsey, in de maand Februari eene belangwekkende lezing gehouden voor de rechtskundige studenten te Amsterdam. Gouverneur Hunt heeft eene uiteenzetting gegeven van het Eer-stelsel in Hearst Magazine van September 1912. Enkele der meest-treffende gevallen door Gouverneur Hunt medegedeeld, werden door mij reeds in vroegere bijdragen vermeld. In verschillende andere geschriften zien wij Gouverneur Hunt als het voorbeeld van een doordacht schrijver en van eenen weloverwogen dader. Moge ik er enkele noemen. In de eerste plaats de jaarlijksche ‘Message’ van den Gouverneur aan de Wetgevende Vergadering, waarin een overzicht wordt gegeven van den toestand van den Staat. In het laatste jaaroverzicht, dat wij ontvingen (uitgegeven 11 Januari 1915) worden de bladzijden 65-74 gewijd aan de Staatsgevangenis. Als veranderingen ten goede worden genoemd: ‘The abolishment of stripes, the dungeon and snake-den and the supplanting of such atrocities with sanitary, wholesome employment, and the general inculcation of a spirit of selfreliance leading to the upbuilding of character’. Uitdrukkelijk wordt er op gewezen, dat de veranderingen zijn aangebracht op grond van zuiver verstandelijke overwegingen en niet uit zwakte of onwaardige gevoelens van medelijden. Talrijke wegen en zeer zware wijdstrekkende bruggen zijn met weinig kosten door de gevangenen aangelegd. Buitenwerk bevorderde den gezondheidstoestand van de gevangenen zeer. In verschillende landen wordt thans de mogelijkheid overwogen de gevangenen te gebruiken in het boerenbedrijf. De gedachte aan zulke Prison-Farms is uit Amerika gekomen. De Nederlandsche Heidemaatschappij doet een onderzoek instellen naar de mogelijkheid van gevangenishoeven in Nederland. Uiteraard zal in Nederland ook dit landbouwbedrijf een kleinbedrijf zijn. Gouverneur Hunt wenscht een gevangenishoeve van meerdere duizenden acres. De voordeelen zijn duidelijk: gezonde gevangenisarbeid, vermindering van de kosten van onderhoud der gevangenen, opleiding van de gevangenen in een goedloonend vak, dat hun werk en brood kan geven ver van de verleidende steden. | |
[pagina 182]
| |
Door de gevangenen zelve is bij de gevangenis een zelfstandige afdeeling opgebouwd ter verpleging van longlijdende gevangenen. In beter onderwijs ziet Gouverneur Hunt een zeer waardevol middel tot vermindering van het aantal misdadigers. Tot dusverre wordt het gevangenis-onderricht in Arizona gegeven door bekwame mede-gevangenen. Maar in zijn jaarverslag dringt Gouverneur Hunt aan op de aanstelling van eenen burgerlijken gevangenis-onderwijzer. Een van de kleinere vlugschriften van Gouverneur Hunt betreft de ‘Prison Guard’. De groote menigte maakt zich eene volkomen onjuiste voorstelling van de eigenschappen, die een goede gevangenbewaarder behoort te bezitten. Niet lichamelijke kracht is voor hen een eerste vereischte, maar zelf bedwang en tegenwoordigheid van geest in gevaar. Personen beneden den leeftijd van vijfentwintig jaar behooren, in den regel, niet te worden benoemd. Jongere personen hebben geen goeden invloed op de gevangenen. Integendeel heeft de ervaring geleerd, dat jeugdige bewaarders menigmaal door gevangenen zijn verleid. In de eerste plaats behoort de gevangenbewaarder menschenkennis te hebben, zoodat hij in staat is de betere eigenschappen in den gevangene op te merken en te versterken. Hij mag niet uitgaan van de gedachte, dat alle gevangenen toch volkomen bedorven en verloren zijn. Hij behoort niet te toonen, dat hij den gevangene wantrouwt of vreest, maar met hem om te gaan, gelijk mannen buiten de gevangenis met elkander omgaan. Ook na het ontslag zal een goed bewaarder veel voor zijnen gewezen gevangene kunnen doen: door zedelijke steun en door belangstellende briefwisseling. De bestuurders van gevangenissen zullen van hunne zijde alles behooren te doen ten einde de gevangenbewaarders zooveel mogelijk te ontwikkelen en wetenschappelijk voortdurend geschikter te maken voor hun taak. Ten slotte: ‘In the scheme of modern humanitarianism, imprisonment for crime is more correctional than punitive. In the consequent development of a penology to which educational measures are essential, trained instructors and moral guardians must necessarily supersede the heartless, brutal types of disinterested warders, which have made our public prisons a reproach to modern civilization, and deserving of posterity's condemnation’. | |
[pagina 183]
| |
Merkwaardig vooruitstrevende gedachten, in een vijftal stellingen nedergelegd, vinden wij in eene redevoering ‘Medical science and the criminal’ gehouden bij de opening van de Jaarvergadering van het Arizoonsche geneeskundig gezelschap in 1913Ga naar voetnoot1). Het is niet in de eerste plaats de taak van de geneeskundigen het leven te rekken van een betrekkelijk klein aantal menschen, die ernstig ziek zijn. Maar de meest belangrijke taak van de geneeskundigen is de zoogenaamde maatschappelijke geneeskunde, wier doel het is, de algemeene levensvoorwaarden te verbeteren, voorzoover deze door de geneeskundigen kunnen worden beïnvloed. De maatschappelijke geneeskunde richt zich op de massa, niet op de enkeling. Ook in den strijd tegen de misdaad behooren de geneeskundigen mede te werken. Het is onjuist van den geneeskundige ‘to step out when the lawyer steps in’. Duizenden en duizenden verblijven in gevangenissen, wier plaats beter in een ziekenhuis was. Maar de geneeskundigen moeten niet rusten ‘until every sick man is regarded as the doctors charge, crime or no crime’. In Arizona is men thans nog zoo ver niet: ‘We have in our prison men convicted of various crimes who belong in the hospital ward. The states duty toward those men is not to punish but to cure’. Een merkwaardig geval wordt door gouverneur Hunt medegedeeld: in de Arizoonsche staatsgevangenis bevond zich iemand, die wegens doodslag veroordeeld was. Tijdens het begaan van het feit en tijdens de terechtzittingen vertoonde hij duidelijk verstandsverbijstering. In de gevangenis had hij buien van woede en drift. De gevangenis-geneeskundige verrichtte een belangrijke en moeilijke schedeloperatie, waardoor druk op de hersenen verminderd werd. Sinds dien is de man een volkomen vertrouwd en betrouwbaar gezel. Gouverneur Hunt meent, dat dergelijke gevallen in de gevangenissen talrijk zijn. En merkwaardig: Gouverneur Hunt beschouwt zijn strafrecht zonder een zweem van eenige vergeldingsgedachte juist als een belangrijk en noodzakelijk bestanddeel van zijne Christelijke levensopvattingen. Als een vooruitgang ‘which must gratify the Christian and reflect credit upon civilization’. | |
[pagina 184]
| |
In Nederland hebben de aanhangers van den Christelijken godsdienst zich steeds aanhangers getoond van de vergeldingsgedachte, meermalen van de vergeldingsgedachte in haren stelligsten vorm. In Amerika echter noemen zich de voorstanders van de verdedigingsgedachte in het strafrecht, voorstanders van de zuiverste Christelijke beginselen. Van 29 Juni tot 6 Juli 1913 werd te Portland, Oregon, gehouden de ‘World's Christian Citizenschip Conference’. In deze vergadering werd uitgebracht een ‘Report of Commission on Prison Reform’. Leden van deze commissie waren onder meerderen Miss Kate Barnard, Commissioner of Charities and Corrections, Oklahama; J.K. Codding, Hoofd van de Staatsgevangenis in Kansas; Geo W.P. Hunt, Gouverneur van Arizona; Thomas J. Tynan, Hoofd van de Staatsgevangenis in Colorado en Ostwald West, Gouverneur van Oregon. Van verschillende leden van deze commissie vindt men belangrijke bijdragen over ‘Prison Labor’ in ‘The Annuals of the American Academy of Political and Social Science’ van Maart 1913. Het hierboven vermelde verslag is een zeer merkwaardig geschrift. De samenstellers vangen aan met erop te wijzen, hoe weinig belangstelling het groote volk toont voor de misdadigheid. Sommige groote misdaden trekken voor eenen korten tijd de aandacht tot zich. Maar hoeveel schaden en kosten de misdadigers jaarlijks aan de gemeenschap veroorzaken, wordt niet voldoende overwogen. Tegen toevallige misdadigers is men te streng. Tegen gevaarlijke beroepsmisdadigers niet streng genoeg. De straf wordt beschouwd als eene vergelding van zedelijke schuld. Niet als eene maatregel van maatschappelijk verweer. Daaruit volgt, dat men slechts wil straffen, indien een bepaald welomschreven strafbaar feit is gepleegd en de schuld van den dader is bewezen op eene vooraf bepaalde wijze. Gevaarlijke handelingen, die niet strafbare feiten zijn, blijven onvervolgd. Uit dit alles volgt een overmacht van de vormen van het strafgeding. In Holland kennen wij eveneens de onjuiste macht van het dagvaardingsbeginsel en van het beginsel van gewijsde zaak, vooral wanneer deze beide samenwerken. Evenwicht is hier wellicht het best bereikbare. Evenwicht tusschen de belangen van den enkeling en de belangen van de maatschappij, welke belangen trouwens wel | |
[pagina 185]
| |
te onderscheiden, maar niet te scheiden zijn. Enkele Amerikaansche gevallen, die trouwens niet erger dan enkele bekende Hollandsche gevallen zijn. Het Gerechtshof van Zuid-Carolina sprak eenen beklaagde vrij van diefstal van een piano, daar bleek, dat een pianola gestolen was. Het Gerechtshof van Florida sprak eenen beklaagde vrij van diefstal van een koe, daar bleek, dat een stier gestolen was. Laat mij aan een dergelijk Hollandsch geval mogen herinneren: twee jongens spreken af, dat zij appels zullen stelen uit eenen kelder. De ééne jongen zal naar binnen gaan en wegnemen. De andere jongen zal op de wacht staan. De eene jongen gaat naar binnen. Hij vindt niet de verwachte appels, doch wel gonjezakken, die hij medeneemt. De tweede jongen wordt vervolgd wegens medeplichtigheid aan diefstal. Hij wordt daarvan vrijgesproken, daar zijne bedoeling was behulpzaam te zijn bij diefstal van appelen, maar niet bij diefstal van gonje-zakken. De Heer Edo Bergsma heeft zich in de Eerste Kamer over eene dergelijke rechtspraak beklaagd. Intusschen zijn dergelijke gevallen de storende uitingen van een goed beginsel. Men raadplege hierover de intree-rede van Prof. Mr. J.A. van Hamel te Amsterdam. Het vergeldend karakter van de straf en de onteering door een strafvonnis veroorzaakt brengen mede, dat de beklaagde zoolang mogelijk ontkent, in plaats van vrijwillig de hulp van de overheidspersonen in te roepen ten einde tot een beter geregeld leven te komen. Een Hollandsche beroepsmisdadiger, die zich vóór zijne veroordeeling om hulp en steun zou wenden tot overheidspersonen, is zeker een zeer wonderlijke vogel, die wellicht niet lang meer in vrijheid vliegen zou. Een groot gedeelte van de beroepsmisdadigers is lichamelijk of geestelijk minderwaardig. Opvoedende kracht hebben de vergeldende straffen te hunnen aanzien zeker niet: ‘There is no constructive power in either suffering or fear, but on the contrary, both are destructive’. Ook de afschrikkende kracht van het vergeldend strafstelsel is niet zeer groot geweest. Herhaling van misdrijf is in alle landen een gewoon verschijnsel. Ten overvloede rijst de vraag of het rechtvaardig is iemand te straffen, ‘anderen ten exempele’. Men zie hiervoor Prof. G.A. van Hamel's ‘Inleiding tot de studie van het Nederlandsche Strafrecht’, § 5 | |
[pagina 186]
| |
‘Wijsgeerige grondslagen’. Merkwaardig voor een Hollandsch rechtsgevoel is het felle verzet van deze Amerikanen tegen de vervangende hechtenis. ‘That the test of any person's liberty should be made to depend upon his wealth or poverty is revolting to every feeling of justice and fair play and should not be tolerated in any civilized country’. Elke boete behoorde overigens evenredig te zijn aan den welstand van den dader. Als opvoedende straf is de gevangenis-straf natuurlijk volkomen ongeschikt. Het wantrouwen tegen ontslagen gevangenen is een afdoend bewijs, dat de gemeenschap zelve van deze ongeschiktheid overtuigd is. Het wezenlijke van de kwakzalverij is ‘the idea that what is good for one is good for all’ en het celstelsel is van deze gedachte eene zeer zuivere toepassing. Bovendien is het een buitengewoon kostbare kwakzalverij: ‘In the United States the investment in prisons exceeds five hundred million dollars, while the annual cost of maintenance is upwards of two hundred million dollars’. Maar: ‘it is no wonder that crime increases when, in dealing with society, the Criminal uses the methods of the Twentieth Century, while in dealing with him, Society uses the methods of the Seventeenth Century’. De vrijheidsstraf, gelijk die tegenwoordig wordt toegepast, treft menigmaal het huisgezin van den veroordeelde zwaarder dan den veroordeelde zelven. Voor de vrouwen en kinderen van veroordeelden doet de gemeenschap weinig of niets. Nadat de samenstellers van het verslag een groot aantal grieven in het midden hebben gebracht tegen het vergeldende stelsel der vrijheidsstraffen, wordt de vraag gesteld naar de middelen tot verbetering. In de eerste plaats: er is geen enkele reden, waarom de verbetering van den misdadiger eerst zou worden begonnen nadat de man is veroordeeld, of zelfs eerst nadat de vrijheidsstraf reeds is ondergaan: ‘Real rational attempts at reform must begin long before the prison is reached’. En ten tweede: ‘There is but one dynamo of sufficient power to force a criminal to reform, and that is his own will’. Hieruit volgt de groote waarde van de voorwaardelijke veroordeeling met toezicht en steun gedurende den proeftijd: ‘a principle as old as Christian civilisation’. In meer dan twee derden van de Vereenigde Staten wordt dit beginsel thans toegepast: ‘It de- | |
[pagina 187]
| |
mands not strict justice, which none of us want, but mingles with it that mercy which blesses him that gives and him that takes’. Een belangrijk middel van verbetering is het Eerstelsel, waarover ik in dit Tijdschrift reeds meerdere malen schreef. Zelfs zeer verstokte misdadigers zijn door dit stelsel tot oprechte verbetering gebracht. Daardoor hebben de werkgevers hun vrees verloren om ontslagen gevangenen in dienst te nemen en daardoor weder is eene goede plaatsing van ontslagen gevangenen zeer veel gemakkelijker gemaakt. In zijne toepassing heeft het Eer-stelsel meer voldaan dan het stelsel van onbepaalde vonnissen met toezicht gedurende zekeren tijd na het ontslag. Wat in dit verslag bijzonder treft is niet de volstrekte afwijzing van de vergeldingsgedachte en de volstrekte aanvaarding van de verdedigingsgedachte. Maar wel, dat deze afwijzing en deze aanvaarding worden geeischt als noodzakelijke gevolgen van eene Christelijke levensbeschouwing. In Nederland daarentegen zijn het de Christelijke staatspartijen, die de vergeldingsgedachte voorstaan en de verdedigingsgedachte stellig verwerpen. Dit is gebleken bij het tot stand komen van het tegenwoordig geldende Wetboek van Strafrecht, van de Kinderwetten, van de Wet op de Voorwaardelijke Veroordeeling en de Voorwaardelijke Invrijheidstelling en in talrijke geschriften over de nog aanhangige Psychopathenwetsontwerpen. In verschillende geschriften heeft Gouverneur Hunt zich een tegenstander van de doodstraf getoond. Ik noem zijn geschrift ‘A Paradox of Progress’ en zijn voorwoord bij ‘Death a penalty’ door John O. Yeiser. Niet deze tegenstand op zich zelven is het merkwaardige, doch wel, dat deze tegenstand steunt op eene Christelijke levensbeschouwing. In Nederland daarentegen zijn het juist de meest-Christelijke staatspartijen, die de wederinvoering van de doodstraf het stelligst voorstaan. * * * De goede gedachten van Gouverneur Hunt zouden niet tot goede daden kunnen worden zonder medewerkers en uitvoerders. Over twee hunner, den bestuurder van de Staatsgevangenis en den helper van de voorwaardelijk vrijgelatenen, thans enkele mededeelingen. | |
[pagina 188]
| |
Wie zijn toch de bestuurders van de Nederlandsche gevangenissen? Wat weten wij weinig van hen. Het is zeldzaam, wanneer men in een Nederlandsch rechtsgeleerd tijdschrift eene wetenschappelijke bijdrage vindt van de hand van eenen van de Nederlandsche gevangenis-directeuren. Hoe waardevol zou het zijn van hen allen de nauwkeurige levensloop te kennen. Bij de verdeeling van de gevangenen over de verschillende gestichten zou men rekening kunnen houden met den aard van den bestuurder. Wie zijn de Nederlandsche gevangenisdirecteuren? Zijn zij kloeke, maar niet ongevoelige, mannen van zaken? Of zijn zij schuwe en voorzichtige ambtenaren, die van bevordering tot bevordering eindelijk zijn gekomen, waar zij gaarne wilden wezen? De medestanders en medewerkers van Gouverneur Hunt zijn mannen van zaken. Het eer-stelsel is het eerst toegepast door den kinderrechter Ben B. Lindsey van Denver, Colorado. Voor volwassenen is het 't eerst ingevoerd door Thomas J. Tynan in de Staatsgevangenis van Colorado, ‘a splendid salesman and businessman’. Zijn instructie was ‘to produce businesslike results.’ Van dezelfde opvattingen is de Heer R.B. Sims, het hoofd van Staatsgevangenis in Arizona. Voortreffelijke gevolgen heeft men gezien van den aanleg van bouwvelden en verkeerswegen door gevangenen. Het is een gezond werk en voor den Staat van groot voordeel. In Nederland zou men gevangenisarbeid kunnen doen verrichten op heidevelden en aan de dijken. Hierbij behoort vooral rekening te worden gehouden met de kans later in vrijheid met zulk werk goed bestaan te vinden. Over de wenschelijkheid van groote gevangenis-boerderijen werd reeds gesproken in verband met de geschriften van Gouverneur Hunt. Een van de moeilijkheden, waarop de Heer Sims wijst, is de gniepige verkoop van sterken drank aan gevangenen, die zonder bewaking aan openbare wegen werken. Hij dringt aan op zeer strenge bestraffing van dit feit. In de eerste plaats moet den gevangenen de gelegenheid worden gegeven ‘to make good’ Want: ‘make good he must, or be returned to prison.’ En die gelegenheid bestaat vooral gedurende den tijd van de voorwaardelijke vrijheid welke regelmatig behoort te volgen op iedere eenigszins langdurige vrij- | |
[pagina 189]
| |
heidsstraf. Maar ook hier is een onderscheid te verwachten, waarvan de daadvolle werkelijkheid ook de verwezenlijking geeft. Het is te verwachten, dat voorwaardelijke vrijheid niet veel baat geeft na het ondergaan van eene langdurige vrijheidsstraf, die zeer sterk een vergeldenden aard heeft. De voorwaardelijke invrijheidsstelling zal eerst hare volle waarde krijgen, wanneer de straftijd in de gevangenis wordt gebruikt tot versterking van den gemoedsaard van den gevangene, gelijk dit thans stelselmatig in den Staat Arizona geschiedt. De voordeelen van de voorwaardelijke veroordeeling zijn grooter in de Staten waar de gevangenen hunne vrijheidsstraf ondergaan onder de werking van het Eer-stelsel. En inderdaad: waarom zou men de verbetering en de versterking van de gemoedsaard van den gevangene eerst ter hand nemen wanneer de eigenlijke vrijheidsstraf is ondergaan? Veel zal steeds afhangen van de persoonlijke toewijding van den Parole-Clerk, dat is de helper van de voorwaardelijk ontslagen gevangenen. Wanneer hij zich niet meer en beter gevoelt dan de machinist van de wettelijke machine van de voorwaardelijke invrijheidstelling, zal de waarde van zijn werk zeer gering zijn. In den Heer J.J. Sanders heeft Gouverneur Hunt een gevangenenvoogd gevonden, die zijne strafrechterlijke denkbeelden geheel is toegedaan. Ook de Heer Sanders meent, dat met het nieuwe strafrecht ‘the great principles of Christianity are just being introduced into American prisons’. Wat de vrijgelatenen op eerewoord betreft: er waren er in 1912 zes en veertig. Slechts één hunner brak het gegeven woord. Hij werd weder gevangen genomen en dient thans zijnen straftijd ten volle uit. Maandelijks wisselen de vroegere gevangenen brieven met hunnen voogd. Aan terugkeer tot ‘the old brutal and bestial system’ denkt men in Arizona niet. Wat worden nu de gevangenen en de vroegere gevangenen onder de werking van het nieuwe stelsel? Over Louis Victor Eytinge, die in de Arizoonsche gevangenis een levenslange straf ondergaat, heb ik in mijn vroegere bijdragen uitvoerig geschreven. Daarnaar mag ik thans verwijzen. Zeker is, dat onder het oude stelsel het Leven niets was voor dezen jongen man en deze jonge man niets was voor het Leven. Onder het nieuwe stelsel | |
[pagina 190]
| |
neemt hij naar zijn vermogen aan het maatschappelijk leven deel. Verscheidene geschriften verschenen van hem op het gebied van het Strafrecht. Hij is medewerker aan ‘The Houghton Line’, een klein, vlug maandschrift met eene oplage van zestigduizend nummers. Het wordt in het dollarland uitgegeven onder de zinspreuk: ‘Morals would be generally better were more folks ashamed of their wealth and fewer of their poverty’. In het nummer van April 1914 vinden wij eene bijdrage van Eytinge: ‘A message from the inside’. De schrijver begint te wijzen op de groote kosten van het oude gevangenis-stelsel en op het zeer groot aantal herhalers. De misdaad veroorzaakt den Staat meer middellijke en onmiddellijke kosten dan onderwijs, leger vloot te samen. Een eerste middel tot verbetering is zorgvuldige keuze en zorgzame opleiding van de gevangenis-ambtenaren. Zakenmenschen heeft men noodig. In vele opzichten moeten gevangenissen worden bestuurd gelijk handelszaken. In Colorado, Oregon, Arizona, Iowa en Ohio heeft men goede gevolgen gezien van het bestuur van de gevangenissen door zakenmenschen. Een volkomen zakelijk bestuur behoeft niet harteloos te zijn. Integendeel: overwegingen van zuiver zakelijken aard hebben geleid tot aanvaarding van het Eer-stelsel. Dor onverstand vindt men eerder bij de schuwe en overvoorzichtige ambtenaren, die zich zorgvuldig houden aan hunne paperassen teneinde de hoogere ambtenaren niet te verstoren en te ontstemmen. Het beheer van de gevangenissen moet zakelijk zijn, doch niet al te zakelijk. Bij de regeling van de gevangenis-arbeid worde hiermede rekening gehouden. Het doel van de gevangenisarbeid is niet de kosten van het gevangenis-wezen te verminderen. Maar het doel is wel de gevangenen een vak te leeren, waarmede zij na verloop van hunnen straftijd hun levensonderhoud kunnen verdienen. Op den langen duur is de laatste opvatting voor den Staat de meest-voordeelige. In sommige Amerikaansche gevangenissen leert men de gevangenen slechts borstelmaken en bezembinden, werk, dat hen later in mededinging brengt met blinden binnen en buiten de gestichten. In andere gevangenissen leert men de gevangenen slechts het vervaardigen van tricotwerk en breiwerk, arbeid, die hen later in mededinging brengt met slecht-betaalden vrouwenarbeid. | |
[pagina 191]
| |
Terecht schrijft de Heer Eytinge: ‘Give us work that fits us to fight for our place in the world when the gates swing wide’. En voorts: ‘Train our minds. Most of us want to do right, but we are too weak. Teach us to have self-control, to acquire poise and will-power and moral strength’. En vervolgens: ‘Give us health. Most of our prisons are hotbeds for tuberculosis’. Vooral dringt Eytinge aan op de invoering van onbepaalde vonnissen, en wel van de volstrekt onbepaalde. Dit is merkwaardig. Want de instelling van de onbepaalde vonissen wordt uitteraard vooral bestreden door de voorstanders van de vergeldingsgedachte. En dikwijls op zeer leerstellige gronden. Een minder leerstellige bestrijdingsgrond is deze, dat de gevangenen overgeleverd worden aan de willekeur van de gevangenisambtenaren. Men zou verwachten, dat de gevangenen dezen laatsten grond juist zouden achten. En nu blijkt ons uit het opstel van den Heer Eytinge, dat hij tegen de volstrekt onbepaalde vonnissen geen bezwaar heeft. Er is nog een merkwaardig boekje van den Heer Eytinge in mijn bezit: ‘Writing business letters, which get the business, A group of six special articles in each of which is contained very practical and helpful suggestions for making business letters more interesting and efficient’. Het kan wel toevallig zijn, dat juist een gevangene de schrijver is van zulk een boekje. Maar anderzijds: het briefwisselingsrecht van Eytinge is onder het oude stelsel gedurende vele jaren zeer beperkt geweest. Alles wat hij te zeggen had moest hij zeggen in zijne weinige brieven. Thans houdt hij zich geregeld bezig met het ontwerpen van zakenbrieven voor handelshuizen.
* * *
Wij vatten samen: in Nederland wordt de toepassing van de vergeldingsgedachte verdedigd en de toepassing van de verdedigingsgedachte in het Strafrecht bestreden als een eisch van de juiste Christelijke beginselen. Maar in vele Staten van Noord-Amerika wordt de toepassing van de vergeldingsgedachte bestreden en de toepassing van de verdedigingsgedachte in het Strafrecht verdedigd als een eisch van de juiste Christelijke beginselen. |
|